Staatssecretaris Paul Blokhuis over de uitdagingen in de ggz
Wachtlijsten, personeelsgebrek, bureaucratie. Zomaar wat problemen die in de ggz spelen. Ze lijken onoplosbaar, want ondanks veel inspanningen, bestaan ze al jaren. De elementaire vraag lijkt dan ook niet: ‘Hoe lossen we de problemen op?’ maar ‘Waarom lukt het niet de problemen op te lossen?’
In dit vijfde deel van de serie ‘Wie is de baas van de ggz?’ staatssecretaris Paul Blokhuis aan het woord.
”De overheid heeft de zorgverzekeraars een grote rol gegeven in het organiseren van de zorg. Tegelijkertijd ziet de overheid de zorgverzekeraars als onderdeel van ’het veld’. Er wordt dan ook nogal eens met de beschuldigende vinger naar de zorgverzekeraars gewezen. Wie is waarvoor verantwoordelijk?”
“Voor de ggz is sinds 2008 de gereguleerde marktwerking geïntroduceerd. Door dit stelsel willen we kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van zorg voor iedereen garanderen. Zorgverzekeraars hebben hier als financiers een belangrijke rol in. Zij zijn verantwoordelijk voor de inkoop van zorg en hebben een wettelijk geregelde zorgplicht. Dit betekent dat zij ervoor moeten zorgen dat iedere verzekerde binnen een redelijke termijn en binnen een redelijke afstand passende zorg krijgt. Zij kunnen daar onder meer het instrument zorgbemiddeling voor inzetten. De Nederlandse Zorgautoriteit houdt toezicht op de verzekeraars en kan waar nodig ook handhavend optreden.”
De praktijk is natuurlijk veel minder eenvoudig, ziet ook de Staatssecretaris. ”We leven nu eenmaal niet in een ideale wereld, en er is een groot aantal factoren dat invloed heeft op de werking van het stelsel en het tot stand komen van tijdige en passende ggz voor mensen die dit nodig hebben.
Onvoorziene en voorspelbare ontwikkelingen
We hebben te maken met onvoorziene ontwikkelingen, zoals de coronacrisis waar we nu allemaal mee geconfronteerd worden. En met meer voorspelbare ontwikkelingen op macroniveau waar partijen in het veld niet op eigenstandig een oplossing voor kunnen ontwerpen, denk bijvoorbeeld aan de personeelstekorten in de zorg en de vergrijzing van onze samenleving.
Maar ook zonder deze ontwikkelingen is het tijdig en goed organiseren van zorg een complex samenspel. Professionals, zorgaanbieders, verwijzers, patiëntenorganisaties, financiers en toezichthouders hebben hier allemaal een rol in te spelen. Ook VWS vanuit haar verantwoordelijkheid voor het stelsel.”
Ik vind dan ook dat bij het oplossen van problemen in de ggz, dat we niet met de vinger naar één partij moeten wijzen. Iedere partij draagt in dit veld een deel van de verantwoordelijkheid, en zal die ook moeten nemen. We moeten elkaar daar op aan (blijven) spreken. In dat verband ben ik ook echt blij met het Hoofdlijnenakkoord ggz waar deze partijen elkaar vinden in een gezamenlijk doel, en binnen welk verband stappen worden gezet om verder te komen, Maar waar we ook geen blad voor de mond nemen, en elkaar bij de les houden.”
In een overleg met de Tweede Kamercommissie in november zei u over de ggz dat u terecht was gekomen in “een wereld waarin het woord ‘samenwerking’ niet in het vocabulaire voorkwam”. Is die samenwerking ondertussen verbeterd?
“Tijdens mijn bezoeken in het veld, maar ook in overleggen over verschillende onderwerpen binnen de ggz, heb ik moeten constateren dat samenwerking lang niet altijd een automatisme is in de ggz. Het heeft mij vaak verbaasd dat partijen elkaar voor het eerst ontmoeten, doordat de staatssecretaris in een regio op bezoek kwam.
In veel gevallen zat hier niet perse opzet achter, maar had het te maken met ingesleten gewoonten. Ik heb hier in het notaoverleg ggz dat 19 november jl in de Tweede Kamer plaatsvond aan willen refereren. Ik weet mij hierin gesteund door de IGJ en de NZa, die recent opnieuw hebben gepleit voor meer samenwerking het ggz veld en ook met partijen daarbuiten. Zij doen daar overigens ook concrete aanbevelingen voor richting partijen.
’Hoopvol gestemd’
Ik moet zeggen dat de afgelopen periode mij ondanks deze constateringen hoopvol stemt. Ik ziet steeds meer samenwerking tot stand komen. Op wat hoger abstractie niveau denk ik daarbij bijvoorbeeld aan de Landelijke stuurgroep wachttijden, die steeds meer is geworden tot een verband van gemotiveerde partijen die een gevoel van urgentie delen. Ik zie hen met elkaar het gesprek en in sommige gevallen de discussie aangaan om te komen tot goede gezamenlijke oplossingen voor de huidige uitdagingen. Daarbij kijken ze verder dan hun eigen domein en zoeken ze toenadering tot bijvoorbeeld het sociale domein en de huisartsen. Kijken we dan naar het verhaal op regioniveau dan zie ik ook mooie initiatieven. Zo ontstaan steeds meer transfertafels, met als doel mensen snel de juiste behandeling te laten krijgen. In deze tafels werken verschillende partijen samen om mensen te helpen. We zien dat deze aanpak perspectief biedt. Samenwerking loont!”
Mijn indruk is dat u zich erg heeft ingespannen de problemen in de ggz op te lossen. Die inspanningen zijn ook breed gewaardeerd. Wat zijn de belangrijkste bottlenecks daarin geweest?
“Dank u voor die waardering, ik heb mijn best gedaan problemen in de ggz aan te pakken. Ik vind het lastig concrete bottlenecks te noemen, omdat problemen vaak ontstaan door een wisselwerking van verschillende factoren, die op zichzelf misschien niet zo’n significant effect hebben.
Laat ik het volgende zeggen: het is en blijft een uitdaging om ervoor te zorgen dat mensen goed en snel terecht kunnen. Ook willen we dat mensen niet tussen wal en schip vallen. Dat kan echt nog beter.
Bovendien denk ik dat het een belangrijk aandachtspunt is dat we met zijn allen blijven kijken naar het ‘totaalplaatje’. Mensen die in de ggz terecht komen, worden vaak ook geconfronteerd met uitdagingen op andere domeinen. Ze hebben bijvoorbeeld problemen met het vinden van een woonruimte, het vinden of behouden van werk, of zitten in de schulden. De samenwerking tussen de ggz en bijvoorbeeld gemeenten, is daarom van groot belang. Als je mensen psychische hulp geeft, maar ze tegelijkertijd bijvoorbeeld uit hun huis worden gezet en hun baan verliezen, zullen ze niet beter worden. Het één kan niet worden opgelost, als aan het andere niets gedaan wordt.”
Het lijkt wel eens of elk voorstel met betrekking tot de sector stuit op weerstand vanuit die sector. Te denken valt aan de kritiek op de ROM en het aanstaande zorgprestatiemodel. Hoe wordt dat ervaren? Komt er vanuit de ggz meer weerstand dan uit andere zorg-sectoren?
“Ik begrijp uw vraag, in de ggz zijn partijen kritisch naar elkaar. Tegelijkertijd heb ik niet het idee dat dit typisch is voor de ggz. In alle zorgsectoren en dus ook in de ggz zijn er verschillende visies op hoe we komen tot tijdige, kwalitatief hoogwaardige en betaalbare zorg. In bepaalde gevallen lopen de visies over wat goed is voor de ggz – of soms zelfs over wat goede ggz is – sterk uiteen. Bij de discussie rond ROM heb je dat gezien. Wat dat betreft is het heel bijzonder dat er voor de nieuwe ggz-bekostiging unaniem steun is bij de partijen van het Hoofdlijnenakkoord ggz en ook bij bijvoorbeeld de NVZ en NFU. Alle brancheverenigingen staan met hun logo op de voorkant van het advies dat de NZa heeft uitgebracht. Ze hebben er allemaal mee ingestemd. Zelfs rond het gevoelige thema ‘zorgvraagtypering’ in relatie tot de ggz-bekostiging hebben partijen elkaar, na stevige discussies, uiteindelijk weten te vinden op een gezamenlijke lijn. Dat is heel bijzonder. Ik hoop dat partijen de manier van samenwerken binnen het programma Zorgprestatiemodel van de NZa en partijen weten vast te houden, omdat je ziet dat daarmee mooie resultaten binnen handbereik kunnen komen. Het is goed wanneer het af en toe schuurt, maar we moeten wel met elkaar voor ogen blijven houden waar we het voor doen.”
Er is veel te doen geweest over de regiebehandelaar. Niet alle beroepsgroepen zijn tevreden over het uiteindelijk resultaat. Is het veld van de ggz teveel verdeeld?
En: heeft de effectiviteit van de lobby’s van verschillende beroepsgroepen niet te veel invloed gehad?
“Afgelopen december heeft Zorginstituut Nederland het nieuwe ‘Landelijk Kwaliteitsstatuut GGZ’ opgenomen in het openbaar register. Dat is een mooi resultaat. In dit breed gedragen statuut staan onder meer de taken, verantwoordelijkheden en benodigde competenties van de indicerend en coördinerend regiebehandelaar beschreven. Zoals aangegeven kent de ggz een verscheidenheid aan veldpartijen wat een uitdaging kan vormen om te komen tot consensus. In het hoofdlijnenakkoord ggz is afgesproken dat het Zorginstituut haar wettelijke doorzettingsmacht inzet op het moment dat partijen er samen niet uitkomen om het Kwaliteitsstatuut te herzien met als doel de administratieve lasten en wachttijden terug te dringen.
In het najaar van 2019 heeft het Zorginstituut laten weten deze doorzettingsmacht in te gaan zetten op het onderdeel ‘regiebehandelaarschap’ van het Kwaliteitsstatuut. De aan het Zorginstituut verbonden Kwaliteitsraad heeft een omschrijving van het regiebehandelaarschap opgesteld die in het nieuwe ‘Landelijk Kwaliteitsstatuut GGZ’ is verwerkt. De Kwaliteitsraad heeft daarbij ruimschoots de gelegenheid genomen om commentaar en suggesties van ggz- partijen, waaronder de verschillende beroepsgroepen, in te winnen en deze opbrengst zorgvuldig te wegen. Het is een mooie prestatie dat de Kwaliteitsraad een breed gedragen nieuw Landelijk Kwaliteitsstatuut voor de ggz heeft vastgesteld. Deze manier van werken, inclusief het behaalde resultaat toont aan dat verschillen van inzicht in het veld lang niet altijd hoeven te betekenen dat we niet vooruitkomen. “
Er zijn mensen die vinden dat vooral de mentaliteit in ‘het veld’ moet veranderen. Deelt u die mening, en zo ja, wat zou er volgens u moeten veranderen in die mentaliteit?
“De mentaliteit in ‘het veld’ is een abstracte frase. Zoals ik hem lees, zou ik willen zeggen, laat de mentaliteit in het veld alsjeblieft niet veranderen. Ik doel hiermee op de mentaliteit van al die tienduizenden professionals in het veld die zich elke dag met hart en ziel inzetten voor het geestelijk welzijn van mensen die ggz nodig hebben.
Ik spreek ze regelmatig, de mensen die met de voeten in de klei staan. Het is zo mooi om te horen en zien met hoeveel inzet zij proberen mensen te helpen. Ik zou graag zien dat de samenleving en de politiek hier meer oog en waardering voor zou hebben. Oog voor de mooie kanten van het werken in de ggz, en waardering voor de inzet van de mensen die het doen. Ik begrijp natuurlijk ook wel dat met deze stelling ook wordt gewezen op de partijen in het veld, misschien wel in het bijzonder op hen met wie ik samen het HLA ggz heb gesloten. Ook daarbij vind ik toch echt dat we hen daarmee tekortdoen. Neem nu de tomeloze inzet van de partijen in de ggz in de afgelopen periode, waarin intensief samengewerkt is aan de oplossingen voor de uitdagingen die COVID-19 met zich mee brengt. De mentaliteit in de sector om samen te zorgen dat zorg aan mensen met een psychische kwetsbaarheid onder deze moeilijke omstandigheden doorgang vindt, waardeer ik zeer. Natuurlijk moeten we elkaar aanspreken als we niet goed in de wedstrijd zitten en ik zal dat ook zeker blijven doen. Maar ik zou ook graag zien dat de recente inzet vanuit het veld in de COVID- 19 pandemie wordt gewaardeerd om de vindingrijkheid en samenwerkingsbereidheid die is getoond. Op die manier denk ik ook dat deze werkwijze het beste zal beklijven.”
Over een paar maanden zijn er verkiezingen. Welke uitdagingen blijven er liggen voor uw opvolger? En wat zou u hem/haar willen meegeven (of wellicht: wat had u zelf nog graag willen doen waar u niet aan bent toegekomen)?
“De ggz is verre van een statisch domein. De maatschappij verandert, inzichten veranderen, de sector verandert. Er is behoefte aan nieuw perspectief op de toekomst van de ggz, een perspectief waarin de mens voorop blijft staan, en waarmee we de uitdagingen van de toekomst tegemoet kunnen treden.
Ik laat mijn opvolger een visie op het zorglandschap in de ggz na, hierin schets ik een beeld van hoe een toekomstbestendige ggz eruit zou kunnen zien. Deze nota is vanzelfsprekend tot stand gekomen door veel gesprekken met professionals, patiënten en naasten, wetenschappers, bestuurders, etc. Ik ben ervan overtuigd dat er met de visie een mooie basis ligt waar alle belangrijke elementen in zitten. Een basis waarin genoeg te kiezen valt. Het is aan het nieuwe kabinet om keuzes te maken en besluiten te nemen over de uitvoering van die visie. Dat moet uiteraard in nauw overleg met de sector.”
Elk interview wordt afgesloten met de vraag ’Wat wil je weten van....’, gesteld aan de volgende geïnterviewde. Het vorige interview was met Wout Adema, directeur bij Zorgverzekeraars Nederland.
Zijn vraag aan VWS: ”Wat heeft VWS nodig om de rol van aanspreker van alle partijen te kunnen spelen en het creëren van de goede randvoorwaarden daarbij. Wat zouden zij daarvoor nodig hebben, bijvoorbeeld van ons (ZN), maar misschien ook van al die andere partijen?”
“Een interessante vraag. Het simpele antwoord is natuurlijk: om partijen te kunnen aanspreken moet er een basis zijn waarop VWS kán aanspreken. Die basis is gelegen in het stelsel. Maar heel concreet natuurlijk ligt deze ook in gezamenlijk gemaakte, bindende, afspraken. Het hoofdlijnenakkoord is hier een mooi voorbeeld van. Ook bij de aanpak van de wachttijden maken we steeds meer van dit soort afspraken. Fijn, want het maakt de samenwerking heel concreet. Wat vooral belangrijk is, is dat partijen hun eigen rol in het stelsel blijven spelen, en dat zij ook elkaar waar nodig aanspreken.”
Het volgende interview in deze serie is waarschijnlijk met Jacobine Geel, bestuursvoorzitter van De Nederlandse GGZ (de toezegging is nog niet binnen).
Wat zou u aan De Nederlandse GGZ willen vragen?
“Wat heeft de Nederlandse GGZ nodig om een succes te maken van hoog complexe zorg, acute zorg en de transfertafels?”
-------------------------------------------------------------------
Eerdere afleveringen in de serie ’Wie is de baas van de ggz?’:
1 - Introductie: Wie is de baas van de ggz?
Over regels, regelingen en wie daar verantwoordelijk voor is.
2 - ’We behandelen veel mensen via het biomedisch model, zonder dat het ervoor geschikt is’
Hans van Eeken, ervaringsdeskundige, actief in het sociaal domein
3 - ‘Psychiaters zouden veel meer aan de voordeur moeten staan’
Elnathan Prinsen, voorzitter van de NVvP.
4 -‘Als de sector normen geeft waar ze zich aan wil toetsen, kunnen wij een stapje terug’
Wout Adema, als directeur Zorg bij Zorgverzekeraars Nederland verantwoordelijk voor de ggz.