Regionale Doorzettingsmacht laatste reddingsboei voor wie tussen wal en schip valt
Begin dit jaar stonden 40.000 mensen met psychische klachten langer dan 14 weken op een wachtlijst. Een aantal van hen valt nog dieper tussen de wal en het schip en krijgt helemaal geen passend zorgaanbod aangeboden. De Regionale Doorzettingsmacht, een nieuw escalatiemodel, dwingt partijen een oplossing te vinden. Doen zij dit niet, dan hakt in het uiterste geval de minister voor Langdurige Zorg en Sport de knoop door.
Zorgverzekeraars en instellingen proberen al langer en op meer manieren cliënt en zorg sneller en efficiënter bij elkaar te brengen. Zorgverzekeraars zetten ‘zorgvinders’, ‘zorgcoaches’ of een ‘zorgzoeker’ in. Verschillende namen voor wachtlijstbemiddeling in een poging te voldoen aan de landelijke wachttijdnormen. Vanuit de instellingen zagen twee jaar geleden de zogenoemde ‘transfertafels ggz’ het levenslicht. In dit overleg bekijken zorgaanbieders in de regio gezamenlijk hoe vraag en aanbod beter en sneller bij elkaar gebracht kunnen worden. Een goed idee van voormalig staatssecretaris Blokhuis, maar tot nu toe heeft ook deze aanpak weinig effect op de lengte van de wachtlijsten. De wachtlijstproblematiek lijkt een veelkoppig monster dat lastig te bedwingen is.
Passend zorgaanbod
De vraag is dan ook in hoeverre de Regionale Doorzettingsmacht (RDM) die vanaf 1 mei van start gaat, kan helpen. Wordt hier niet opnieuw het wiel uitgevonden met nieuwe bureaucratie tot gevolg? Guus van Bork, voorzitter van de Landelijke stuurgroep van de Ontwikkelagenda Toegankelijkheid en Wachttijden ggz, denkt van niet. “De RDM is geen vervanging van de bestaande aanpak”, stelt hij. “Cliënten zullen - net als nu - eerst bij de wachtlijstbemiddeling van hun zorgverzekeraar moeten aankloppen voor het vinden van passende zorg. Pas als dat niet lukt, komt de doorzettingsmacht in beeld.”
Ook Marjolijn Vreeswijk, die als bestuurder van MeerGGZ is aangeschoven binnen de stuurgroep, benadrukt dat dit escalatiemodel is bedoeld voor ‘mensen die rond blijven zwerven’. “Het is echt een vangnet achter het eerste vangnet, onze transfertafels, om een cliënt zo snel mogelijk van een plek te voorzien. Een groot pluspunt is dat mensen er nu altijd iemand op kunnen aanspreken als zij geen zorg krijgen.”
Ook voorzitter Van Bork die de zorgverzekeraars in de stuurgroep vertegenwoordigt, vindt het een vooruitgang dat iemand nu voor het eerst aan de bel kan trekken als dat nodig is. “Binnen de RDM hebben verzekeraars en aanbieders duidelijke werkafspraken vastgelegd over de samenwerking, waardoor er een stok achter de deur is om dingen wel mogelijk te maken.”
Escalatietreden
Het model achter de RDM bestaat uit vier escalatietreden, bedoeld om de situatie op te lossen of op te schalen als er geen passend zorgaanbod is. Eerst kijken de behandelaars via de transfertafels of er elders in de regio plaats is. Als dit niet werkt, komt de zorgvraag buiten de regio aan de orde bij de regiotafels hoogcomplexe ggz. Lukt het hier ook niet, dan komt de casus op het bord van de bestuurders te liggen en zullen alle betrokken partijen samen een besluit moeten nemen. Komen zij er ook op dit niveau niet uit, dan treedt trede vier in werking en zal minister Helder zorgen voor een behandelplek.
Van Bork verwacht niet dat het zover zou komen. “De praktijk moet het uitwijzen, maar zo over de duim, verwacht ik dat 80% van de aanvragen in trede één wordt opgelost. Als het in trede drie nog niet is gelukt, ligt het probleem niet meer op een operationeel niveau. Dan moeten bestuurders bekijken welke achterliggende mechanismen een oplossing in de weg zitten. Dat kunnen bijvoorbeeld perverse financiële prikkels zijn of knelpunten die wij als zorgverzekeraars in de zorginkoop ervaren. Ook de minister zal hier op sturen en niet zomaar een instelling aanwijzen.”
Leermodel
“Als MIND pleiten wij al jarenlang voor een doorzettingsmacht die mensen moet helpen die vastlopen in het systeem”, zegt Nic de Vos de Wael namens de belangenbehartiger van cliënten en hun naasten. “Uiteindelijk heeft het ministerie van VWS alle partijen bij elkaar gebracht en is de RDM in een aantal ‘whole system in the room’-sessies uitgewerkt.”
Er zijn nog steeds mensen met complexe psychische problemen die nergens terechtkunnen of voor wie er helemaal geen passende zorg is, vervolgt hij. De Vos de Wael denkt dat het zeker om enkele honderden personen gaat. “De precieze aantallen kennen wij niet, maar zullen wij weten als de RDM in werking treedt. Ik beschouw de doorzettingsmacht dan ook als een leermodel. Ik verwacht dat wij gaandeweg de treden steeds minder nodig hebben en iedereen uit zichzelf de druk voelt om tot een oplossing te komen.”
Incidenten
Ook Marjolijn Vreeswijk geeft aan niet te weten om hoeveel mensen het gaat. “Er wordt gesproken over een groep die vanwege een combinatie van zorgvragen niet via de gebruikelijke weg op de juiste plek terechtkomt. Vinden zij niet de goede kanalen? Waar lopen zij vast? Wij hebben nu nog geen idee of het hier om incidenten gaat of om een grote aantallen. Door de RDM in praktijk te brengen zullen we dat ontdekken. Ik vind overigens dat wij, waar mogelijk, niet te snel naar dit middel moeten grijpen. Als het kan, zie ik liever dat zorgverzekeraars of vertegenwoordigers rechtstreeks contact opnemen met de zorgaanbieder.”
Vos de Wael verwacht, zoals eerder gezegd, dat het om meer dan incidenten gaat. “Er zijn nog steeds mensen die zich bij ons melden, omdat zij niet bij een instelling terechtkunnen. De ggz is te gespecialiseerd en in te veel hokjes opgedeeld. Sommige mensen passen daar niet in. En dan zijn er situaties waarin behandelaren zich echt geen raad weten, maar terughoudend zijn om andere expertise in te schakelen. Dit zijn impasses die we met de doorzettingsmacht hopelijk kunnen doorbreken.”
Cliëntondersteuner
Een groot voordeel van de RDM, waar de achterban van MIND zeker tevreden over kan zijn, is dat iemand zich kan laten bijstaan door een onafhankelijke cliëntondersteuner, zegt hij in zijn vervolg. Deze hulpverleners krijgen hierdoor meer armslag om de casus van hun cliënt aan te kaarten. Als het echt nodig is, kunnen zij een zaak doorzetten naar de volgende trede van de escalatieladder. De Vos de Wael erkent dat het extra kennis en expertise van hen vergt om hier ook handen en voeten aan te geven. “Wij bekijken nu samen met het ministerie van VWS en de Vereniging van Nederlandse Gemeente hoe wij de cliëntondersteuners hiervoor moeten toerusten. Eind deze maand hopen we daarvoor met een pilot in vier gemeenten te starten.”
Het is geen verplichting om een cliëntondersteuner in te schakelen, verzekert de woordvoerder van MIND. “Als iemand een heel goede band heeft met bijvoorbeeld zijn POH-GGZ, kan deze de cliënt op verzoek ook bijstaan. De cliëntondersteuner ligt alleen meer voor de hand omdat die persoon echt onafhankelijk kan werken.”
Meerwaarde
Behalve bestuurder is Vreeswijk ook zorgverlener. “Ik zie in de praktijk dat het traject om zorg te krijgen voor mensen met een complexe zorgvraag ingewikkeld is. Een onafhankelijk cliëntondersteuner die naast iemand staat, kan dan zeker helpen. De vraag is ook nu hoeveel ondersteuners er nodig zijn en of zij beschikbaar zijn.”
Al met al denkt zij wel dat de RDM meerwaarde kan hebben voor de mensen om wie het gaat. “Cliënten moeten dan wel weten dat deze mogelijkheid er is. Aan ons dan ook de taak om de communicatie rond de RDM goed op orde te krijgen. Maar uiteindelijk hoop ik dat deze escalatie niet vaak nodig zal zijn en dat we de zorg menselijk houden. Gewoon even bellen met de zorgaanbieder is vaak eenvoudiger en sneller.”
Handreiking Regionale Doorzettingsmacht
Verder lezen? De afspraken tussen het ministerie van VWS en de partijen vertegenwoordigd in de landelijke Stuurgroep Wachttijden in de ggz (ZN, MIND, de Nederlandse ggz, MeerGGZ, Sociaal Werk Nederland, VNG, LHV en InEen) staan in de handreiking Regionale Doorzettingsmacht. Die is hier te downloaden.