Een zoektocht naar hulp voor mijn dochter
Mijn ex had onze dochter tijdens de vechtscheiding ‘opgeëist’. Op een andere site heb ik mijn ervaringen bij bemiddeling bij die echtscheiding beschreven, wat ik daarbij als helpend heb ervaren en wat niet. Dit keer wil ik graag wat delen over het hulpverleningstraject van mijn puberdochter.
Na een paar jaar bij haar vader te hebben gewoond, werd ze door hem uit huis gezet en kwam zij bij mij en mijn huidige partner te wonen. Die bewuste dag – onderweg naar mijn dochter om haar op te halen – zei mijn ex-man aan de telefoon: “Je krijgt een depressief kind terug”. Ja, dat was waar, maar er speelde meer, veel meer. Al snel werden de klachten van mijn dochter duidelijk. Dat waren er veel, onder andere: overgevoeligheid voor prikkels (geluiden, aanraking en geuren); black-outs op school; slechte concentratie; faalangst; zelfmoordgedachten; paniekaanvallen; incidenteel automutilatie; psychosomatische klachten als hoofdpijn, buikpijn en misselijkheid; naar mij vooral boos en geïrriteerd reageren. Er waren er meer, maar dit zijn de belangrijkste.
Verreweg de meeste klachten waren ontstaan tijdens en na de scheiding en veel van deze klachten waren afhankelijk van hoe gespannen ze zich voelde, en dat is nog steeds zo.
Hulpverlening
Onder andere in verband met veel verzuim op haar nieuwe school ging ik al snel op zoek naar hulpverlening voor mijn dochter. Eerst had mijn dochter een paar goede gesprekken met mijn therapeute uit het netwerk van het Verdwenen Zelf, maar de grote afstand en het telefonisch contact gingen niet werken voor haar. Daarom gingen we op zoek naar hulp dichter bij huis. Na enkele hypnotherapiesessies kwamen we lente 2019 op doorverwijzing van de huisarts terecht bij een grote instelling voor gespecialiseerde GGZ voor jeugdigen.
Diagnose en behandeling
De diagnoses die mijn dochter bij deze grote GGZ-instelling kreeg waren sociale angst en later kwam daar ASS (autisme spectrum stoornis) bij.
Na een aantal uitgebreide intakegesprekken, werd de eerste diagnose sociale angst gesteld. De behandeling die volgde bestond uit medicatie (antidepressiva en incidenteel een kalmeringsmiddel) en exposuretherapie.
In de exposuretherapie ging mijn dochter met haar therapeute boodschappen leren doen. Vooral de contactmomenten, zoals met betalen, waren erg stressvol voor mijn dochter, dit vermeed ze liever. Toch deed ze dit tijdens de therapie. Tijdens een evaluatie zei de therapeute dat zij deze therapie goed vond gaan, dat mijn dochter het zo goed deed. Omdat niet werd doorgevraagd aan mijn dochter, vroeg ik “Wat L. zegt, herken je dat? Klopt dat voor jou?” Daarop antwoordde mijn dochter dat ze heus wel weet hoe ze moet betalen, maar dat de stress niet minder werd. Dat had de therapeute helemaal niet in de gaten gehad.
Ook de CGT (cognitieve gedragstherapie) ingezet door haar behandelaren werkte niet voor mijn dochter. Mijn verzoek om angstbehandeling werd niet opgepakt, omdat mijn dochter niet over het verleden zou willen praten. Op mijn vraag of zij mijn dochter hadden uitgelegd wat zo’n behandeling precies inhoudt en wat het haar zou kunnen opleveren in haar dagelijks functioneren, werd alleen met een geïrriteerd “nee” geantwoord. Ook het tijdens gesprekken inzetten van een angstbehandeling op het moment dat iets pijnlijks wordt aangeraakt, kon niet want “wij werken met kaders”.
Mijn rol als ouder
In eerste instantie voelde ik me opgelucht over de diagnose ASS, want ik kon nu uitzoeken wat ik kon doen om me helpend op te stellen naar mijn dochter. Hoe meer ik me ging verdiepen in ASS – door erover te lezen en door online psycho-educatie van de betreffende GGZ-instelling – des te meer ik ging twijfelen aan de juistheid van de diagnose. Ook de tools die bij ASS horen, sloten niet aan bij de problematiek van mijn dochter. Het uitspreken van mijn gevoelens en ideeën daarover bij de GGZ-instelling leidde bij hen tot irritatie “andere ouders laten het veel meer aan ons over” en het mij niet gehoord voelen leidde bij mij tot veel frustratie.
Het vanaf het begin ontbreken van ouderbegeleiding maakte dat ik over de problematiek van mijn dochter en hoe daarmee om te gaan regelmatig gesprekken had met mijn therapeute. Deze gesprekken hielpen om meer inzicht te krijgen in de onderliggende problematiek van wat autisme-achtig gedrag leek: complex trauma en hechtingsproblematiek. Ik kreeg eindelijk praktische tools hoe ermee om te gaan en ben inmiddels bij een ervaringsdeskundige coach gestart met een traject hoe om te gaan met haar angst en dwang.
Hoe nu verder?
Mijn dochter herkent zich in ASS (wat begrijpelijk is want ze vertoont quasi autistisch gedrag), en kan zich erachter verschuilen. “Ik kan niet anders”, i.p.v. de diepte ingaan, naar wat pijnlijk is. De betrokken GGZ-instelling ziet dat niet, o.a. omdat mijn dochter hen andere dingen laat zien en zegt, dan dat wij thuis van haar zien en ervaren. Daar wordt niet doorheen gekeken en er wordt niet doorgevraagd op antwoorden die mijn dochter geeft. Wat ik hen als moeder vertel, wordt niet opgepakt. Dat is dan mijn ‘gekleurde mening’, ze gaan slechts uit van wat mijn dochter zegt of doet en wat haar therapeute opmerkt.
Ik zou voor mijn dochter liever zien dat zij door haar hulpverleners wordt ontschuldigd van haar psychische problemen dan dat zij zich achter ASS moet verschuilen.
In wetenschappelijk onderzoekhierover dat bij Dimence werd uitgevoerd, kwam naar voren:
* Symptomen die door behandelaars worden beschouwd als symptomen van ASS kunnen manifestaties zijn van stressreacties op het hebben meegemaakt van akelige of bedreigende gebeurtenissen, ook wel diagnostic overshadowing genoemd.
* Adequate traumabehandeling leidt tot vermindering van klachten en daarmee van emotionele, persoonlijke en maatschappelijke kosten. Daarnaast kunnen resultaten bijdragen aan preventie van mogelijke diagnostic overshadowing en onderbehandeling van traumagerelateerde klachten bij volwassenen met ASS.
Ook dit wordt helaas niet opgepakt. Het lijkt erop dat deze GGZ-instelling alleen aan symptoombestrijding doet en niet goed diagnosticeert. Er is in ieder geval weinig aandacht en kennis over complex trauma en de gevolgen van emotionele en psychische mishandeling.
Ik kan me dus niet vinden in de aanpak van deze GGZ-instelling, vooral omdat ik na een jaar nog steeds nauwelijks verbetering zie bij mijn dochter, behalve dan door de medicatie. Een samenwerking tussen mij (en mijn partner) en de GGZ-instelling in belang van mijn dochter lukt maar niet, het geeft vooral veel strijd en spanningen. En daar heeft mijn dochter helemaal niets aan, het doet meer kwaad dan goed. Ik zal bekijken wat ik hier nog mee doe. Als deze hulp mijn dochter toch iets oplevert, dan is dat waar het om gaat. En ik vind wel een weg om met de situatie om te gaan en zoek op andere manieren hulp daarbij.
Deze blog van Paula Blom is een licht bewerkte versie van een eerdere publicatie op het Verdwenen Zelf.