Trudy Mooren over hulp aan kinderen in gezinnen van vluchtelingen
“Sinds de Tweede Wereldoorlog zijn er wereldwijd niet zoveel vluchtelingen geweest. Mensen die vaak onvoorstelbaar veel hebben meegemaakt en waar van een deel is getraumatiseerd. Onder hen zijn ook veel jongeren, ruim dertig procent is jonger dan 19 jaar. De vraag is hoe je die gezinnen met hun kinderen maximaal kunt ondersteunen”. Dat zegt Trudy Mooren, klinisch psycholoog op de gezinsafdeling van Centrum 45 en tevens coördinator van het programma Kind, gezin en trauma. Haar eerste onderzoek op dit terrein dateert al van 1996, over de verwerking van de oorlog onder Indische jeugdige oorlogsslachtoffers. “Het onderwerp intrigeert me nog steeds,” zegt ze, “niet alleen de vraag hoe je hen het beste kunt behandelen en ondersteunen, maar ook het gevolg van de trauma’s op lange termijn. Bovendien komt de hele wereld je behandelkamer binnen, het zijn mensen met een bijzondere geschiedenis, mensen die bijzondere dingen hebben meegemaakt.”
------------------------------------------------------
Centrum 45 en het programma Kind, gezin en trauma
Centrum 45 werd begin jaren ’70 opgericht, in eerste instantie voor hulp aan verzetsdeelnemers, getroffenen van de Tweede Wereldoorlog en hun familieleden. Mede dankzij een zich ontwikkelende expertise breidde het aanbod zich sinds de jaren ’90 uit en zijn er tegenwoordig behandelmogelijkheden van trauma’s voor onder andere politieagenten, brandweerlieden, vluchtelingen, vroegkinderlijk trauma en andere ingrijpende levenservaringen.
Het programma Kind, gezin en trauma biedt diagnostiek, behandeling, onderzoek en training, met als doel een beter begrip te krijgen van de complexiteit van de aanpassing van gezinnen na traumatische ervaringen en door dat betere begrip effectiever en efficiënter te kunnen behandelen. De opgedane kennis wordt gebruikt voor verschillende doelgroepen, zoals vluchtelingen en asielzoekers, slachtoffers van mensenhandel en veteranen. Niet alleen voor behandeling, maar ook als preventie in bijvoorbeeld asielzoekerscentra.
---------------------------------------------------------
‘Dan zit er iemand in je spreekkamer, die zijn land achter zich heeft gelaten, een verschrikkelijke reis achter de rug heeft, misschien mensen is kwijtgeraakt en hier helemaal opnieuw moet beginnen. Waar begin je dan, als hulpverlener?’
Trudy Mooren: “Het is verstandig om te beginnen met inventariseren of iedereen veilig is en hoe de situatie er uitziet. Vragen als: Zijn er acute bedreigingen? Heb je hier familieleden of vrienden? Heb je een woning? Wie heb je om je heen en wie kun je vertrouwen? Hoe zie je de toekomst? Ben je je al aan het voorbereiden op doorreizen of wil je blijven? Dat zijn overigens vragen waar je een beetje voorzichtig mee moet zijn, omdat mensen al snel de link met de IND leggen. Dus je moet eerst ook vertrouwen winnen.
Je kunt verder Inventariseren wie er allemaal beschikbaar zijn voor in te zetten hulp. Vrijwilligers bijvoorbeeld, en dan niet alleen de individuele vrijwilligers, maar ook de organisaties daar omheen.
Pas dan, als dat allemaal duidelijk is, kun je vragen: ‘Wat heeft je hier gebracht?’”
Het probleem zal niet altijd meteen op tafel gelegd worden, zegt Mooren. “Vraag jezelf tijdens de intake ook af, of er misschien nog een verhaal speelt, een geheim, dat niet verteld wordt. Zijn er dingen gebeurd waarover niet gesproken kan worden? Zijn er meer gezinsleden getraumatiseerd dan degene die aangemeld is?
Zo zijn er kinderen die geboren zijn uit een verkrachting. Dan kan de relatie met de moeder scheef groeien, omdat het kind op de verkrachter lijkt en de moeder daardoor steeds met de verkrachting wordt geconfronteerd. Misschien is het kind helemaal niet gewenst. De moeder zal zich mogelijk ook afvragen wat ze het kind later moet vertellen. Op grond van al dat soort overwegingen besluit je of je alleen het kind of het hele gezin in behandeling gaat nemen.”
Dat klinkt als ingewikkelde casuïstiek. Betekent dat dat er altijd naar de specialistische GGZ moet worden verwezen?
“Als er meerdere gezinsleden direct betrokken zijn, of als je kan verwachten dat er langdurige en specialistische hulp nodig is, is het verstandig om naar Centrum ’45 te verwijzen. Wij kunnen zo kort als mogelijk en zo lang als nodig behandelen”, zegt Mooren, die er onmiddellijk aan toevoegt dat dat lang niet altijd het geval is. “Volgens mij kan er heel veel opgepakt worden in de eerste lijn, of in de Basis-GGZ. De ervaring leert wel dat de problemen daar inderdaad vaak als heel ingewikkeld worden gezien. Dat is natuurlijk niet helemaal onterecht, veel vluchtelingen hebben maatschappelijke problemen, er moet vaak gewerkt worden met een tolk en die worden tegenwoordig niet meer vergoed.
Taal kan dus een grote barrière zijn, maar kinderen leren dat over het algemeen snel, ouderen veel minder. Als er iets voor dat obstakel gevonden wordt, kan de eerste lijn het oppakken en dan kan je in tien gesprekken veel bereiken. Maar soms is het ook ontmoedigend. Er is druk op de wachtlijst, en het is niet de meest eenvoudige aanpak.”
Er is ook een goede reden om niét naar Centrum 45 te verwijzen: “We werken landelijk, maar het is niet voor iedereen mogelijk om helemaal hierheen kunnen komen.”
Ik kan me voorstellen dat niet alleen de taal, maar ook de cultuur een obstakel vormt. Hoe ga je daarmee om?
“Waar je op moet letten, is dat de presentatie van klachten anders is dan wij gewend zijn. Praten over emoties is in Nederland gemeengoed, bij veel vluchtelingen is dat veel minder het geval. Die praten vaak over een lichamelijke klacht, de relatie met wat ze hebben meegemaakt ligt veel minder voor de hand. Ook de term ‘trauma’ wordt bij ons veel gebruikt, maar voor vluchtelingen is dat veel minder vanzelfsprekend. De meesten willen niet te lang stilstaan bij klachten als slapeloosheid en nachtmerries. Trauma roept ook stigmatisering op. Ouders van vluchtelingen zijn heel kwetsbaar voor het oordeel van Westerse professionals over de manier waarop zij hun kinderen opvoeden. Voor je daarover openhartig kan praten gaat er tijd overheen, je moet volhouden. Het culturele interview kan daar een goede methode voor zijn. Je hebt in ieder geval meer tijd nodig dan bij iemand van Nederlandse komaf en dat is in de huidige organisatie van de GGZ wel eens problematisch.”
Mooren tekent daarbij meteen aan dat er veel verschil is tussen de ene en de andere vluchteling. “Het maakt een wereld van verschil of je een ongeschoold iemand uit Eritrea voor je hebt of iemand met een hogere opleiding uit Iran. Die twee denken op een heel andere manier over psychische klachten. Je moet dan ook vooral contextueel kijken, breed, voor je bij de kern van het probleem bent en weet wat je voor iemand kunt doen. Stel vragen als ‘Geloof je in een priester? Geloof je in zwarte magie? Geloof je in … enz.’”
Niet elke vluchteling raakt getraumatiseerd
De getallen over wie er een trauma oploopt verschillen per onderzoek en niet zo’n beetje ook. Het is wel duidelijk dat er meer traumatische stress onder vluchtelingen voorkomt dan in de gemiddelde bevolking, maar als het alleen over PTSS gaat, variëren de percentages van 7% tot 80%, afhankelijk van de populatie en het onderzoek. Bij kinderen komen trauma’s minder voor dan bij volwassenen, ze zijn veerkrachtiger, mits er voldoende beschermende factoren zijn. Mooren: ”Er wordt wel gezegd dat mensen rond hun 40-ste het meest kwetsbaar zijn, omdat ze het meest verloren hebben en tegelijkertijd de grootste moeite hebben om weer iets op te bouwen.”
Mooren wijst nog op de illusie dat de traumatische stress ophoudt ná de vlucht. “Het hangt erg af van de opvang, die kan behoorlijk ondermijnend zijn. Dan heb ik het bijvoorbeeld over gebeurtenissen in asielzoekerscentra. Daar verblijven mensen met allerlei culturen opeengepakt, dat brengt een risico met zich mee. Soms maken kinderen die op gezinslocaties wonen, uitzettingen mee; dan komt de politie in marechaussee busjes het terrein op. Als kinderen daar zijn getuige van zijn, kan dat hun stress verergeren.
********************************************************************************
Cursus
Samen met Marloes de Kok geeft Trudy Mooren in april voor de derde keer een training voor professionals in de GGZ die met vluchtelingen werken. In de cursus zijn de kinderen het vertrekpunt, maar diagnostiek en behandeling is bij kinderen niet mogelijk zonder het gezin, dus dat komt zeker aan de orde. Dat geldt ook voor andere facetten van het vluchtelingenbestaan: achtergronden, perspectief, theoretisch kader, instrumenten voor diagnostiek en behandelmethodieken.
In de cursus zal de veerkracht van kinderen benadrukt worden. Immers, de meeste kinderen en hun ouders vinden hun weg, al dan niet met hulpverlening.
De cursus ‘Diagnostiek en behandeling van getraumatiseerde vluchtelingenkinderen en -gezinnen’ wordt gegeven door Trudy Mooren en Marloes de Kok op drie dagen in april: vrijdag 5, donderdag 11 en vrijdag 12 april bij de RINO Groep in Utrecht.
Meer informatie vind je op de site van de RINO Groep.