Hoe het Capaciteitsorgaan twaalf jaar vooruit probeert te kijken
Eén van de problemen waar de ggz mee kampt, is het personeelstekort. Dat wil zeggen: op het ogenblik. Maar het is nog niet zo heel lang geleden dat psychologen eerst een lange, vaak onbetaalde, periode moesten werken vóór ze kans maakten op een vaste aanstelling. Toen ikzelf, langer geleden, mijn diploma psychiatrisch verpleegkundige haalde, mocht ik blij zijn dat ik een baan vond. Het zijn momenten waarop opleidingen kunnen besluiten in te krimpen – er is immers een overschot - met als onvermijdelijk gevolg dat een aantal jaren later een tekort ontstaat: een verschijnsel dat bekend staat als de varkenscyclus.
Om die afwisseling van overschot en tekort aan behandelaren te voorkomen moet er dus zorgvuldig worden gekeken naar de hoeveelheid personeel die op termijn nodig is. Dat is wat het Capaciteitsorgaan doet: ramen, onderzoeken wat er in de toekomst nodig is aan professionals en hoeveel mensen je dus nu moet laten instromen in de opleidingen.
Maurice Heck en Koen Füssenich zijn beiden werkzaam als programmasecretaris bij het Capaciteitsorgaan en verantwoordelijk voor de ramingen voor de beroepen Geestelijke Gezondheid. Een interview over de werkwijze van het Capaciteitsorgaan en de knelpunten voor de ggz.
Bij het Capaciteitsorgaan denk ik altijd aan een groot gebouw met veel mensen. Dat blijkt een misverstand.
“Er bestaan veel verschillende beelden over wat het Capaciteitsorgaan is en doet. Er werken uiteindelijk maar twaalf mensen, waarvan de elf programmasecretarissen ieder verantwoordelijk zijn voor een cluster van beroepen in de zorg, een zogeheten Kamer. In die Kamers zitten vertegenwoordigers van beroepsgroepen, opleidingsinstellingen en de zorgverzekeraars die benoemd worden door de verschillende veldpartijen.
Zo is er een Kamer voor medisch specialisten, één voor huisartsen en dus ook een Kamer voor een zestal beroepen geestelijke gezondheid. In die laatste zitten overigens niet de psychiaters, zij vallen onder de Kamer voor medisch specialisten.
Het Capaciteitsorgaan raamt al meer dan 20 jaar voor de huisartsen en de medisch specialisten. Voor de beroepen Geestelijke Gezondheid doen we dat sinds 2012: de Kamer Geestelijke Gezondheid is ingewikkelder dan de andere kamers: de beroepen werken in tien diverse sectoren en hebben veel raakvlakken met elkaar en andere beroepen.”
In het kort: wat doen jullie en in hoeverre hebben jullie invloed op het beleid?
“We geven een advies aan het ministerie van VWS (en deels aan OCW) over hoeveel mensen er moeten worden opgeleid in een bepaald beroep, om zowel tekorten als overschotten te voorkomen. Het idee daarachter is, dat VWS jaarlijks zo’n 2,1 miljard uitgeeft aan opleidingen in de zorg en ze willen daar natuurlijk een solide onderbouwing voor hebben.
Die onderbouwing moet komen uit het veld, we schrijven die op grond van gesprekken met alle belanghebbenden, zoals de zorgverzekeraars, de beroepsgroepen en de opleidingsinstellingen. Op grond daarvan maken we een inschatting hoeveel mensen er de toekomst nodig zullen zijn. Het lastige is natuurlijk dat die partijen vaak ieder een andere mening en een eigen belang hebben. Daarom proberen we op basis van onderzoek een objectieve onderbouwing te geven. Dat onderzoek doen we deels zelf, een deel besteden we uit aan universiteiten, Nivel, KPMG en dergelijke.
Uiteindelijk bespreken en besluiten we alles in een Kamer, vervolgens rapporteren en adviseren we een instroomadvies aan de zorgsector en het ministerie. Daar worden ook de besluiten genomen. Dat besluit is politiek, ook afhankelijk van hoeveel geld er vrijgemaakt kan worden en waar prioriteiten liggen. We hebben daar verder geen invloed op: het is aan het Ministerie om te besluiten of ons advies opgevolgd wordt, geld daarvoor vrij te maken en aan de beroepsgroepen en opleidingsinstellingen dat er ook daadwerkelijk opgeleid gaan worden.
Overigens hebben we onlangs uitgezocht dat onze adviezen in ongeveer 95% van de gevallen worden overgenomen door VWS, het Capaciteitsorgaan en de partijen die daar deel van uitmaken, worden wel serieus genomen.”
Ik lees over een tekort aan huisartsen, een tekort aan psychiaters, een tekort aan GZ-psychologen, een tekort aan verpleegkundigen… Hebben jullie dat niet goed geraamd?
“Het hangt er heel erg van af hoe je daarnaar kijkt en over welke beroepsgroep je het hebt. Voor een aantal beroepen geldt dat er op zich genoeg professionals zijn, maar niet altijd op de juiste plek. Soms zijn er regionale tekorten, of is een bepaalde sector weinig populair.
Voor een aantal beroepen, waaronder verpleegkundigen en verzorgenden, heeft VWS het de instroom op een andere manier geregeld, namelijk via het onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn (AZW). Dat is een langlopend arbeidsmarktprogramma waar werkgevers en vakbonden aan tafel zitten. Als wij een groot aantal gespecialiseerde verpleegkundigen ramen en er is onvoldoende instroom is geweest in de verpleegkundige opleidingen, dan wordt het halen van de raming lastig. Overigens zijn er wel geluiden om het capaciteitsorgaan uit te breiden met deze beroepen, maar daar is nog weinig over te zeggen.
Voor GZ-psychologen is het aantal opleidingsplekken en het aantal werkzame GZ-psychologen in de afgelopen jaren enorm gegroeid, maar blijven er tekorten bestaan. We zijn wel een forse inhaalslag aan het maken. Het voorkeursadvies in 2015 was een instroom van 524, in 2020 was dat 823. De verwachting is dat we in 2032 precies voldoende GZ-psychologen hebben.
Die raming is lastig. GZ-psychologen worden breder ingezet in de ouderenzorg en gehandicaptenzorg dan eerder verwacht, of beginnen vaker een zelfstandige praktijk met een andere focus. Maar de discussie speelt ook of masterpsychologen (of basispsychologen, red.) niet een aantal eenvoudigere behandelingen kunnen overnemen. Inhoudelijk hebben wij daar geen mening over, maar we moeten wel een raming maken op grond van de te verwachte uitkomst van die discussie.
Tegelijkertijd wil je niet te veel mensen opleiden, dat is frustrerend voor de opleidingen en voor de mensen zelf en gebeurt bovendien met belastinggeld. Daar komt bij, dat als er straks honderden GZ-psychologen werkloos zijn, je kunt verwachten dat die hun eigen werk creëren zonder dat de zorgvraag er is. En dan wordt de zorg nog duurder.”
Hoe zit dat dan met artsen? Zolang ik me kan herinneren, is er een numerus fixus voor de studie medicijnen. Tegelijkertijd is er nu een tekort.
“Voor artsen is het een heel ander verhaal. Van de meeste specialisten zijn er ruim voldoende. Bij de huisartsen lijken er vooral verschillen in de regio’s. Buiten de randstad is er echt een schreeuwend tekort, maar daarbinnen valt dat nog wel mee. Voor psychotherapeuten geldt hetzelfde: binnen de grachtengordel van Amsterdam zijn er, bij wijze van spreken, te veel, terwijl er in Drenthe te weinig zijn.
Specialisaties als verpleeghuisarts, specialisten ouderengeneeskunde, arts verstandelijk gehandicapten en bedrijfsarts zijn weinig populaire opleidingen. Die oefenen blijkbaar weinig aantrekkingskracht uit op de nieuwkomers. De oorzaken verschillen per specialisme, soms zijn mensen in het ziekenhuis opgeleid en tijdens hun co-schappen nauwelijks in aanraking gekomen met bepaalde specialismen. Voor psychiaters geldt dan weer dat de beroepsvereniging redelijk tevreden is met de huidige instroom, als ze zich maar meer met zorgtaken en minder met administratie bezig hoeven te houden.
Wel is er nu jaarlijks een grotere instroom van psychiaters dan vijf jaar geleden, maar dat is vooral op basis van de groei van de Nederlandse bevolking.”
Wacht even… zeg je nu dat de instroom van psychiaters voldoende is? Dat is op z’n zachtst een verrassende opmerking voor me.
“De beroepsverenging van psychiaters gaat er over het algemeen van uit dat er niet heel veel méér psychiaters hoeven te komen, maar vooral dat ze anders ingezet moeten worden. Ze worden nu te veel ingezet voor administratie en te weinig voor directe patiëntenzorg. Damiaan Denys en Elnathan Prinsen (de vorige en de huidige voorzitter van de NVvP, red.) zitten ook veel meer op de lijn: ‘er is niet meer psychiater nodig, we moeten gewoon ons artsenvak kunnen uitoefenen.’ Bij de huisartsen gebeurt iets vergelijkbaars, die zeggen ook dat ze te veel een praktijk moeten managen en te weinig dokter kunnen zijn.”
Is het soms ook zo, dat sommige specialisten het wel prima vinden dat er een tekort is, met het oog op hun machtspositie?
“Dat is niet onmogelijk. Aan de andere kant zitten er natuurlijk meer partijen aan tafel. Een zorgverzekeraar kan een heel andere opvatting hebben. Bijvoorbeeld dat er meer behoefte is aan verpleegkundig specialisten dan aan psychiaters, omdat die eerste goedkoper zijn.
Er zit altijd een discrepantie tussen wat wij ramen en hoe de acute situatie wordt ervaren. Wij kijken naar de lange termijn. Daar kijkt de gemiddelde zorginstelling niet naar, die kijkt logischerwijs of het rooster gevuld kan worden en of alle patiënten snel genoeg behandeld kunnen worden. Het oplossen van tekorten duurt langer dan gewenst, maar we denken dat dat verstandiger is om forse schommelingen in opleidingsaantallen te voorkomen. Soms kan het ook iet anders, het opleiden van professionals duurt jaren.”
Jullie zitten in de kamer voor beroepen Geestelijke Gezondheid. Wat maakt die Kamer anders dan de andere kamers?
“We maken elke drie jaar een nieuwe raming. Maar als er tijdens zo’n driejarig traject ontwikkelingen zijn, bijvoorbeeld nieuwe eisen vanuit de Zorgverzekeraar, dan lopen we achter de feiten aan.
Kijk je alleen naar de demografische factoren, dan is het nog redelijk makkelijk. Maar sociaal-cultureel en politiek is de ggz veel ingewikkelder, daar is een veelheid aan ontwikkelingen. Het ene is nog niet uitgekristalliseerd, of het volgende wordt alweer ingevoerd. Wij proberen dan een inschatting te maken op basis van geluiden in het veld en op basis van onderzoeken die we hebben gedaan.
Dat geldt bijvoorbeeld voor die discussie over masterpsychologen en GZ-psychologen, maar ook voor het Zorgprestatiemodel en onder andere de vraag of dat gaat schelen in administratiedruk. Daarnaast speelt de hoogte van de eigen bijdrage een rol. De Wet Verplichte ggz: die is al drie keer gewijzigd, dan is het lastig daar een fatsoenlijke raming voor te maken.
Er wordt bovendien veel over de hoofden van de professionals heen georganiseerd. Bij het eerste hoofdlijnenakkoord over de ambulantisering is er nooit goed nagedacht of die professionals, die in relatief veilige instellingen werkten en die opeens de wijk in moesten, dat wel aankonden. Voor zo’n andere manier van werken hebben ze een ander soort opleiding voor nodig. Daar moet je rekening mee houden.
Het is niet allemaal specifiek voor de ggz: overal in de zorg wordt er bij hoofdlijnenakkoorden veel over de hoofden van de professionals geregeld. Maar over het algemeen is er een meer bestendige koers dan in de ggz. Je hebt ongeveer 80 ziekenhuizen en die zijn ongeveer allemaal hetzelfde. In de ggz heb je 4000 aanbieders met een veel grotere variatie en minder consensus. We zien wel dat dat laatste de laatste jaren beter uitkristalliseert.
Wat in de ggz ook nogal eens problematisch is, is dat er over weinig zaken consensus is. Als je tien professionals bij elkaar zet, dat heb je met een beetje pech ook tien verschillende meningen. Bij andere vormen van zorg is dat aanmerkelijk minder. Als het er op aankomt sluiten de professionals en de instellingen In de somatische zorg vaak wel hun gelederen.”