De Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg: de familie aan het woord
“Wij zijn blij met de Wvggz”, zegt Aart van der Horst, jurist bij de Landelijke Stichting Familie Vertrouwens Personen (LSFVP) in Utrecht. “Voor ons is het belangrijkste dat nu elke vorm van gedwongen zorg in de ggz altijd vooraf door de rechter moet worden getoetst. Vóór 1 januari, onder de BOPZ, toetste de rechter wel of gedwongen opname geoorloofd was, maar als die gedwongen opname plaatsvond, was het daarna aan de behandelaar welke gedwongen zorg (dwangbehandeling e.d.) eventueel werd toegepast. Daar kwam geen rechter meer aan te pas. Bij de Wvggz bepaalt de rechter welke vorm van gedwongen zorg proportioneel en dus toegestaan is. Dat is positief.”
Niet alleen de toetsing door de rechter vindt Van der Horst belangrijk. “Ook de positie van familie en naasten is door de nieuwe wet veel sterker is geworden en dat is goed nieuws. Zo moeten de naasten nu hun zienswijze op het zorgplan van de patiënt kunnen geven. Last but not least, is de winst, voor ons heel belangrijk, dat de familievertrouwenspersoon nu een wettelijke basis heeft. Voor ons werk maakt het niet zoveel uit, we doen nog steeds wat we altijd al deden, maar dat is nu in de wet geborgd. Alle instellingen moeten zich ervan verzekeren dat naasten een beroep kunnen doen op de familievertrouwenspersoon. De meeste grote instellingen hadden daarvoor al een contract met ons, maar de kleinere zoals de PAAZ-en en de PUK-en zijn er nu bijgekomen.”
Een belangrijk onderdeel van de wet is dat voor zorg onder dwang niet meer per se een opname nodig is en dat gedwongen zorg dus ook in de thuissituatie kan plaatsvinden. Van der Horst vermoedt dat dat nog niet gebeurt, hij heeft daar in ieder geval nog geen berichten over gekregen. Van der Horst: “Zorgaanbieders waren daarover in de voorbereidingsperiode wat sceptisch en terughoudend. Ze zijn veelal van mening dat het niet verantwoord is om gedwongen zorg in de privé-omgeving, het thuis van de patiënt, toe te passen. En dat wanneer gedwongen zorg nodig is, de patiënt toch opgenomen moet worden. Ik snap die terughoudendheid wel, dwangtoepassing vraagt om een meer gecontroleerde omgeving. Het is ook een forse inbreuk op de privé-situatie. En als de patiënt bij zijn partner of ouders woont, kan de dwangtoepassing gecompliceerd zijn voor hun verhouding en een nog zwaardere belasting voor de naaste vormen. Maar anderzijds, als je er gedwongen opname mee kunt voorkomen kan dat ook een uitkomst zijn.”
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Sinds de invoering van de Wet verplichte ggz (Wvggz) laten wij maandelijks mensen aan het woord die met de wet te maken hebben. Deze week is dat de familie, in vorige afleveringen de crisisdiensten en de advocatuur. In de komende maanden zullen wij onder andere de politie en (uiteraard) cliënten zelf aan het woord laten.
Ga hier naar een overzicht van alle informatie en artikelen over de Wvggz
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
‘Je ziet iemand afglijden en er wordt niks aan gedaan’
Dat een sterkere positie van de familie geen overbodige luxe is, blijkt onder andere uit het verhaal van de familie Visser (niet hun echte naam). Rond de kerstdagen van het afgelopen jaar raakte hun zoon meer en meer verward. In eerste instantie vond de huisarts geen opname nodig, maar niet veel later volgde er toch een psychiatrisch consult. Hoewel de ouders daar wel op aandrongen, volgde er geen opname. “We krijgen hem er in enkele weken wel weer bovenop”, kreeg de familie te horen. Omdat hun zoon steeds verwarder gedrag ging vertonen, zochten de familie opnieuw contact met de instelling, maar opnieuw vond men hem niet verward genoeg voor een opname. “Maar”, aldus vader Bert Visser, “we konden altijd bellen. Alleen kregen we geen contact en werd op terugbelverzoeken niet gereageerd. Toen we uiteindelijk contact kregen vertelden ze dat onze zoon goed vooruit ging. Dat was niet wat wij zagen, ik had het idee dat ze me maar lieten praten. Ik liep met m’n kop tegen een muur aan.”
Uiteindelijk, na bemiddeling van de huisarts, liet hun zoon zich opnemen. Het werd een vrijwillige opname. Bert Visser: “Wij dachten, oké, nu is hij eindelijk opgenomen. Maar na één dag was hij weer vertrokken, hoe wij én de instelling ook op hem inpraatten.”
Bert Visser: “Hij raakte steeds meer in de war, we kregen steeds minder grip op hem, de problemen werden steeds groter. We hebben toen om een gedwongen opname gevraagd, maar ik kreeg niet de indruk dat ze luisterden. Je ziet iemand afglijden en er wordt niks aan gedaan. Dat heb ik wel als schokkend ervaren en heb daar ook iets van gezegd, maar zij zeiden: wij maken hier de dienst uit.”
Visser: “Op dat moment verdween hij van de radar. Een aantal dagen hadden we geen contact met hem. En toen belde plotseling de psychiater dat hij was opgenomen. Maar wel vrijwillig. Ondertussen had hij in zijn psychose wel bijna een auto-ongeluk veroorzaakt. Zijn hele huis stond op de kop, hij zat in een zware psychose. Je kon hem echt niet alleen aan zichzelf over laten. Toch wilde hij weer weg en hij wist dat ze hem niet vast mochten houden. Toen is hij onder dwang opgenomen, kort daarna hebben we een gesprek met het hele team gehad.”
Ondanks dat Bert Visser in alle staten was toen hij naar de instelling ging verliep het gesprek positief: “Als het niet naar m’n zin was geweest, had ik binnen vijf minuten weer buiten gestaan. Maar de psychiater bood zijn excuses aan en zei dat hij er helemaal naast had gezeten. Blijft dat het voor ons én onze zoon veel ellende heeft veroorzaakt, dat had ons bespaard kunnen blijven als er naar ons geluisterd was.”
‘Ze wisten ook niet goed hoe het zat’
De zoon van Bert Visser was de eerste in zijn regio die onder de Wvggz werd opgenomen. Dat leverde nog wel problemen op. Bert Visser: “Toen hij verplicht vast zat kregen we te maken met die nieuwe wet en hebben we een gesprek gehad. Daarvoor hebben we wel de LVFVP ingeschakeld. Met iemand anders er bij heb je toch het idee dat er beter naar je geluisterd wordt.”
Het bleek nog best lastig: “Ze wilden wel alles uitleggen, maar ze wisten ook niet goed hoe het zat. Ze zeiden: ‘Het is voor ons ook allemaal nieuw’. Ze waren er wel achter dat wij er bij betrokken moesten zijn. Ze hebben daarna ook wel eens opgebeld om te vertellen hoe het ging met onze zoon.”
Op meer fronten ging het niet helemaal zoals Bert Visser zou wensen. “Er is een zorgmachtiging geschreven, maar die heb ik nooit onder ogen gekregen. Eigenlijk had ik wel een ontslaggesprek verwacht, maar het werd een kort telefoontje, met de mededeling dat hij ontslagen werd en dat het FACT de zorg zou overnemen. Dat laatste is wel gebeurd, maar door de corona maatregelen blijft dat bij één of twee telefoontjes in de week. Ze hebben geen inzicht in hoe het huishouden er nu bij ligt en of hij zijn medicijnen inneemt. In de zorgmachtiging staat dat hij contact moet onderhouden met zijn ouders, maar als hij dat niet doet, is er niemand die daar op let.”
Bert Visser legt er de nadruk op dat hij niet rancuneus is. “Die psychiater heeft zijn excuses aangeboden, dat vind ik klasse. Daar is voor mij de kous mee af. Bovendien is die corona-crisis er overheen gekomen en zijn er veel zieken en een aantal mensen op vakantie. Daar doe je niet zoveel tegen.”
Maar tevreden is hij ook niet. “Op papier wordt je erbij betrokken, maar uiteindelijk gingen we met lege handen naar huis”, zegt hij. “Er is geen eindgesprek geweest, de ontslagdatum werd er doorgedrukt, die zorgmachtiging is waarschijnlijk in een la blijven liggen, er geen tweede zitting geweest. Het Fact is niet bij hem over de vloer geweest, vanwege de corona. Hij krijgt alleen telefoontjes, niet eens beeldbellen. Hij loopt met een aantal dingen wel vast.”
Meldpunt
Aart van der Horst van de LSFVP heeft nog een andere zorg: “Iedereen kan een melding doen bij de gemeente als je je zorgen maakt over iemands psychische toestand. Vaak zal die melding gedaan worden door een familielid. De gemeente moet die melding onderzoeken en dat kan ertoe leiden dat de zaak bij het OM belandt.”
Bij veel gemeenten is dat meldpunt onvindbaar, zo blijkt uit signalen die hij binnenkrijgt, of het functioneert niet goed. “Het meldpunt van de gemeente is de sluis naar de zorg en als naasten dat niet kunnen vinden, is dat zorgelijk.”
Een landelijk percentage van gemeentes waar het nog niet goed geregeld is, kan hij (nog) niet geven. Via een collega van Van der Horst komt iets later bij GGZ Totaal een mail van een familielid binnen die zo’n melding heeft gedaan. Het illustreert het signaal dat van der Horst wil afgeven: “Over het functioneren van de WVGGZ kan ik kort zijn. Na een voorspoedig begin, d.w.z. een aangetekende brief waarin stond dat casus op 4/2/2020 door college van B&W was doorgestuurd naar de officier van justitie, heb ik niets meer gehoord. Ik verkeer, nu we tweeëneenhalve maand verder zijn, in volledige onzekerheid over hoe het verder gaat, of men er wel mee bezig is?”
Protesten over administratieve lasten kwamen veel te laat
“Die administratieve lasten, daar horen wij natuurlijk ook het nodige over”, zegt van der Horst. “Al hebben we er niet direct zelf mee te maken, we horen die geluiden wel. Ik denk dat er wel wat van af moet.”
Tegelijkertijd vindt hij het ook wel wrang dat, nadat er twee jaar over de wet is gepraat, de protesten over de administratieve lasten pas in november naar buiten kwamen. “Dat had veel en veel eerder gemoeten. Ik vind dat heel kwalijk.”
Voor het overige blijkt hij een pragmaticus: “Laten we er maar mee gaan werken, dan zien we over een jaar wel hoe het loopt.”
(Dit artikel is eerder geplaatst in april 2020. Vanwege de corona-crisis heeft het toen niet de aandacht gekregen die het verdiende. Vandaar deze herplaatsing)