Het Leger Des Heils geeft al 153 jaar hulp aan kansarmen
In 1835 richtte William Boots de East London Revival Society op, het latere Salvation Army, in Nederland bekend als het Leger Des Heils. Niet alleen verkondigen van het evangelie was een doelstelling, ook het praktiseren ervan was een belangrijk uitgangspunt. Want, in de woorden van Booth: ‘Hongerige magen hebben geen oren’. Over de geschiedenis van het Leger des Heils zijn op andere plekken voldoende bronnen beschikbaar, voor dit artikel is vooral van belang dat de organisatie uitgroeide tot een wereldwijde organisatie, terwijl de kerndoelstellingen - evangelisatie en zorg voor de kansarmen - centraal bleef staan.
Van de 128 landen waar het Leger tegenwoordig actief is, is Nederland er één. Naast meer dan 13.000 vrijwilligers heeft de organisatie in ons land bijna 6.500 medewerkers in dienst en een omzet van ruim vierhonderd miljoen euro. Ter vergelijking: de omzet van Nederlands grootste GGZ-instelling, de Parnassia Groep, is ongeveer het dubbele. Dat geld komt voor het overgrote deel van de overheid (waaronder de gemeenten) en eigen bijdragen, ruim veertig miljoen euro komt van donaties en eigen activiteiten (bijvoorbeeld de verkoop van tweedehands kleding).
Organisatie lijkt geen schandalen te kennen
Het maatschappelijk veld waar het Leger actief is, is breed: van daklozenopvang tot verslavingszorg, van ondersteuning bij rampen tot hulp aan vluchtelingen, van reclassering tot re-integratie. In principe doet het Leger niet aan behandeling, de verslavingszorg is daarop één van de weinige uitzonderingen.
Uit het jaarverslag: de sociale hulpverlening begeleidde 1.001 mensen bij psychosociale en/of schuldenproblematiek; de Welzijns- en Gezondheidszorg hielp 57.558 mensen; de Jeugdbescherming & Reclassering begeleidde 17.545 mensen; er werd voor 1,98 miljoen overnachtingen gezorgd en voor 6,4 miljoen maaltijden (waarvan 0,8 miljoen gratis).
Organisaties die zó groot zijn en wereldwijd opereren, worden vaak geplaagd door schandalen. Fraude, machtsmisbruik en aanverwante zaken. Het Leger Des Heils lijkt daarop een uitzondering. Berichten in die sfeer gaan over fraude waar het Leger zélf slachtoffer van is, óf over zaken die vooral iets zeggen over de problematiek van de mensen die hulp krijgen: protesten van een buurt tegen de komst van een opvanghuis, of over geweldsincidenten tegen personeel.
Hoe kan het Leger Des Heils zó groot worden?
“Het Leger springt in op plekken waar grote zorgen zijn en waar niets is geregeld”, vertelt Maria Korevaar. Zij werkte 14 jaar lang bij het Leger, onder andere bij de 24-uurs opvang, de bemoeizorg en ‘Huis en Haard’. “Eén kenmerk van de organisatie is dat ze goed inzichtelijk heeft waar knelpunten liggen en daar heel innovatief op inspringt. Ze gaat met gemeenten om tafel, gaat makkelijk samenwerkingsafspraken aan.
Ik denk dat het Leger Des Heils minder dan de reguliere GGZ wordt beperkt door de zorgverzekeraars, waardoor er meer ruimte is om uit het stramien te stappen. Ik zie wat dat betreft bij de reguliere GGZ wel gemiste kansen.”
Helemaal zeker is er ze niet over. “Misschien weet het Leger het ook beter te presenteren. Ook omdat ze meer zicht lijken te hebben op wat er in de maatschappij speelt. Door hun werk heeft het Leger natuurlijk ook veel credits. Dat doen ze best goed. Ik kan daar niet zoveel over zeggen.”
Wat merk je van de christelijke overtuiging?
Maria Korevaar: “Het geloof speelt een grote rol. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de overtuiging dat er voor iedereen een tweede kans is. Mensen die bij het Leger werken doen dat met een zekere gedrevenheid, ze zijn meer bewogen. Dat geloof speelt voor de één natuurlijk sterker dan voor de ander.”
Om bij het Leger Des Heils te werken is het hebben van een christelijke identiteit een voorwaarde, volgens Maria. “Er wordt altijd naar gevraagd. Het hoeft niet per se te betekenen dat je ook kerkelijk bent. Maar als je niets met het christendom hebt, moet je er niet gaan werken.”
Geldt dat ook voor de mensen die hulp krijgen?
“Voor de klanten maakt het niet uit. Ik merkte wel dat ze het fijn vonden dat de mogelijkheid tot praten over het geloof bestond, zonder dat het een verplichting is. Er is in ieder geval geen veroordeling vanuit het geloof voor hun situatie.
De hulp is niet gekoppeld aan een zendingsmissie. We willen niet bekeren. Het is een verschil in handelen, meer werken vanuit je hart.”
Is die christelijke identiteit ook in de praktijk waarneembaar, op de afdeling?
“Er zijn geen vaste regels voor, er is ruimte voor eigen creativiteit om er vorm aan te geven. Over het algemeen zijn er (kerk)diensten op de groepen. Er hangen relatief veel posters en quotes aan de muur met een christelijk signatuur. Er wordt ook vaker gebeden dan bij niet-christelijke instellingen, in de plannen die worden opgesteld met cliënten wordt altijd gesproken over zingeving.
Maar nogmaals, het is geen verplichting voor de mensen die hulp krijgen om christelijk te zijn of te worden.”