Helpen we mensen echt door het systeem steeds prettiger en aangenamer te maken? Of houden we daarmee ook iets in stand? Ervaringsdeskundige Scottie heeft een andere kijk op de ggz. Geef de patiënt de kans om uit te groeien tot een krachtig individu.
Ruim twintig jaar was ik in behandeling bij een ggz-instelling, onder meer vanwege psychoses, depressies en onverklaarbare lichamelijke klachten. Inmiddels ben ik bijna vijf jaar ggz-vrij. Met wat hulp van mijn huisarts red ik me nu goed op eigen kracht. In dit artikel blik ik terug. Op wat er niet werkte, wat ik gemist heb, en opmerkelijk misschien, hoe juist dat tekort mijn herstel uiteindelijk mogelijk maakte.
Een kleine terugblik
Zesentwintig jaar geleden kwam ik als tiener met een ernstige psychose terecht op de crisisopname. Ik verbleef er ruim vier maanden. Dat was het begin van een lange, moeizame weg. In de jaren die volgden werd er met diagnoses gestrooid, niet veel geprobeerd, en weinig afgerond.
Omdat ik er zo vroeg bij was, leerde ik al snel mijn ziekte beter kennen dan de meeste behandelaars. Ik leerde omgaan met mezelf, maar ook met de waarde én de onkunde van het ggz-systeem.
In totaal heb ik meer dan twintig psychiaters voorbij zien komen. Dat is veel. Iedere psychiater had weer een ander verhaal, een andere visie en een nieuw medicatievoorstel. Wat bij mij vooral bleef hangen, was het gebrek aan vertrouwen en het gevoel van onveiligheid.
Wat ook ontbrak: therapie. Ik heb nooit een gesprek gehad met een psycholoog. Mijn tijd bij de ggz bestond voornamelijk uit eens in de maand een gesprekje met een spv’er.
De behoefte aan helderheid
Wat ik na al die jaren heb gemist in de ggz is helderheid. Duidelijkheid over het waarom. Wat doe je hier? Wat is de bedoeling überhaupt?
Het had zoveel gescheeld als iemand destijds tegen me had gezegd:
“Hé, je bent hier nu omdat je op de een of andere manier niet goed om kunt gaan met een bepaalde gevoeligheid. We gaan je helpen om grip te krijgen en een stevige basis te creëren, zodat je de keuze krijgt om te bepalen hoe je vanuit daar verder wilt gaan”.
In plaats daarvan heb ik jarenlang rondgedwaald in een schemergebied. Beetje contact hier, beetje overleg daar. Geen duidelijke richting. Geen visie. Geen plan. Het werd een queeste door psychiatrie-land. Via verwarde hulpverleners en medepatiënten, verleidingen, misleidingen, dwalingen en eenzaamheid, kwam ik aan op het punt dat ik niet anders kon dan opstaan.
Dat dit twintig jaar heeft moeten duren is lang. Of het korter had gekund? Misschien.
Is een falend systeem echt alleen maar falend?
Het klinkt misschien vreemd, maar het was juist het falen van het systeem dat me uiteindelijk geholpen heeft. Lang heb ik geloofd dat ik gered zou worden door iets buiten mezelf. Een hulpverlener, een instelling, een diagnose. Maar die hoop brokkelde langzaam af. Ik moest het zelf doen.
Ik geloof niet dat je patiënten werkelijk helpt door van de ggz een veilige, prettige plek te maken. Het kan mensen namelijk ook gevangen houden. Ik zie een trend waarin de patiënt steeds meer wordt gezien als slachtoffer van een disfunctionerend systeem. Maar moet dan alles zo comfortabel worden dat patiënten eeuwig patiënt blijven? Juist het tekort, de onvolkomenheden, het gebrek aan betrokkenheid maakte dat ik móést leren om op te staan. Dat ik leerde dat er niemand kwam om mij te redden. Precies dat maakt dat ik nu geen psychiatrisch patiënt meer ben.
Wat als we minder zouden redden?
Soms stel ik me een radicaal gedachte-experiment voor: wat als de ggz nog verder had gefaald? Wat als afspraken nooit werden nagekomen, psychiaters onder invloed werkten, recepten structureel zoekraakten? Zou ik dan eerder gezegd hebben: “Laat maar, ik doe het zelf wel”? Misschien had ik dan sneller die innerlijke grens bereikt waarop je besluit: nu is het genoeg. Ik neem het over.
Natuurlijk: dit is geen pleidooi voor chaos of onveiligheid. Maar het roept wel de vraag op: helpen we mensen echt door het systeem steeds prettiger en aangenamer te maken? Of houden we daarmee ook iets in stand?
Waarom pamperen niet altijd helpt
Geef mensen een reden om te vechten. Niet tegen het systeem, maar voor zichzelf. Van binnenuit. Daar geloof ik in. Voor hulpverleners is dat misschien een risico, maar die risico’s zijn er ook als je gaat pamperen. Geef de patiënt de kans om uit te groeien tot een krachtig individu. Er moet iets van binnen worden aangeboord, ik noem dat de kern van je wezen. Er is dan misschien een bepaalde aanleg voor psychische ontregeling, maar je hoeft daar geen slachtoffer meer van te zijn. Je leert pas verantwoordelijkheid dragen voor je kwetsbaarheid als anderen die verantwoordelijkheid niet voortdurend overnemen.
Tot slot
In die zin ben ik, ondanks of dankzij mijn ziekte, een harde tante geworden. Als mijn ziekte weer opspeelt, probeer ik voor mezelf zo aanwezig te zijn als een rots. Ik heb geleerd dat de training daarin voor mij lag bij de situaties en personen van wie ik het ’t minst verwachtte…
Illustratie: Hester van de Grift
-----------------------------------------------------------------------------------------
Vind je dit interessant? Misschien is een abonnement op de gratis nieuwsbrief dan iets voor jou! GGZ Totaal verschijnt tweemaal per maand en behandelt onderwerpen over alles wat met de ggz te maken heeft, onafhankelijk en niet vooringenomen.
Abonneren kan direct via het inschrijfformulier, opgeven van je mailadres is voldoende. Of kijk eerst naar de artikelen in de vorige magazines.