Gehechtheidsrelaties hebben betrekking op de affectieve band tussen een kind en de opvoeder, waardoor het kind zich emotioneel veilig voelt en de opvoeder als bron van steun ervaart. Wanneer een kind onvoldoende vertrouwen heeft in de emotionele beschikbaarheid van de opvoeder kan er sprake zijn van problematische gehechtheid. De sociale en emotionele ontwikkeling van het kind kan hierdoor ernstig worden belemmerd. De DAIA is een nieuw instrument dat kan worden gebruikt voor het signaleren van problematische gehechtheid bij kinderen en jongeren.
Problematische gehechtheid
Kenmerkend voor een gehechtheidsrelatie is dat het kind nabijheid, troost en bescherming bij de opvoeder zoekt, wanneer het angst, spanning of verdriet ervaart. Wanneer het kind te maken krijgt met overweldigende ervaringen en emoties kan de opvoeder het kind helpen om de stress en de negatieve emoties op een goede manier te reguleren. Bij een problematische gehechtheidsrelatie ziet het kind de opvoeder onvoldoende als ‘veilige uitvalsbasis’ om de wereld zelfstandig te verkennen, of onvoldoende als ‘veilige landingshaven’ om naar terug te keren bij het ervaren van negatieve emoties. Dit kan veroorzaakt worden doordat de opvoeder te weinig sensitief, onvoorspelbaar, of zelfs afwijzend reageert wanneer het kind nabijheid, troost en bescherming zoekt.
Signaleren en behandelen
De DAIA is een nieuw instrument waarmee emoties en gedragingen van een kind in kaart worden gebracht die kunnen wijzen op een problematische gehechtheidsrelatie met de opvoeder. De resultaten geven inzicht in de mate waarin deze kenmerken voorkomen in vergelijking met kinderen van dezelfde leeftijd. De DAIA bestaat uit 58 items en maakt onderscheid tussen acht schalen, die worden onderverdeeld in vier domeinen: Angstige gehechtheid, Vermijdende gehechtheid, Gedesorganiseerde gehechtheid, en Aanvullende schalen (zie schema hierboven).
De vragenlijsten kunnen worden ingevuld door de opvoeder én door het kind en zijn breed inzetbaar in de klinische praktijk. De DAIA is ontwikkeld voor het gebruik in instellingen die gericht zijn op hulp en zorg aan kinderen en jongeren met gehechtheidsproblemen. De resultaten bieden ondersteuning bij het beschrijven van de gehechtheidsrelatie tussen een opvoeder en kind, en bij het opstellen van hypotheses over hoe dit verband houdt met het sociaal-emotioneel functioneren van het kind. Daarnaast kunnen de resultaten dienen als uitgangspunt voor gesprekken met de opvoeder en het kind over (de beleving van) hun onderlinge relatie.
Bron: www.hogrefe.nl.