De betrouwbaarheid van populaire trainingen tegen onder meer pesten en overgewicht ligt onder vuur. Acht van de tien studies op basis waarvan therapieën ’bewezen effectief’ worden genoemd in de Databank Effectieve Jeugdinterventies, zijn uitgevoerd door partijdige onderzoekers die hun verstrengelde belangen incorrect hebben vermeld of zelfs hebben verzwegen. Dat schrijft de Volkskrant, die zich baseert op onderzoek van het Trimbos-instituut, gpuboliceerd in het tijdschrift De Psycholoog.
De Databank Effectieve Jeugdinterventies geldt als een gids in het woud van trainingen voor de jeugd. Vooral GGZ-instellingen en scholen maken ervan gebruik om te weten welke training ze moeten inkopen. Maar de studies op basis waarvan trainingen het keurmerk ’bewezen effectief’ krijgen, zijn slechts in 15 procent van de gevallen door onafhankelijke buitenstaanders gedaan. Zeven op de tien keer is ten minste één van de onderzoekers ook degene die de training ontwikkelde. Bij de helft van de studies is tenminste één persoon betrokken die de vergunning heeft om de training te geven.
WC-eend
’Het zijn veelal ’wij van WC-eend’-studies’, aldus Ferry Goossens, onderzoeksleider en wetenschappelijk medewerker van het Trimbos-instituut. Uit de internationale literatuur is bekend dat niet-onafhankelijk onderzoek vaker tot positieve uitkomsten leidt dan onafhankelijke studies. Dat is doorgaans geen fraude, benadrukt Goossens. ’Het gaat om super enthousiaste mensen die net wat meer oog hebben voor mooie resultaten en de negatieve uitkomsten wegredeneren. In deze wereld spelen bovendien relatief weinig financiële belangen. Ontwikkelaars hebben hooguit een indirect belang: dat hun programma breed wordt uitgerold bijvoorbeeld.’
De Databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) kan zich niet helemaal vinden in de kritiek. ’Het is wel erg vanuit de wetenschappelijke hoek geredeneerd. Als ontwikkelaars en onderzoekers samenwerken, kunnen ze een programma tussentijds bijstellen zodat het effectiever wordt. Die kwaliteitsverbetering is ons belangrijkste doel’, aldus Machteld Zwikker, projectleider van de Databank.
Ontwikkelingspsycholoog Maaike Nauta van de universiteit van Groningen is zo’n onderzoeker die het eigen vlees keurde, zonder dat te melden. Ze onderzocht het effect van de angsttraining ’De Dappere Kat’, die ze eerst vertaalde uit het Amerikaans en geschikt maakte voor Nederland. ’Ik heb geen belangenverstrengeling gemeld omdat ik er niks aan verdien. Dat vind ik wel een groot verschil met Wc-eend. Ik zou het nu wel noemen. Maar nóg belangrijker is dat we vooraf heel precies vastleggen wat we gaan onderzoeken. Dan kun je er niet meer onderuit om ook de tegenvallende resultaten op te schrijven.’
De Stichting Kanjertraining heeft het effect van haar training om sociaal gedrag op school te stimuleren laten onderzoeken door een werknemer. Dat is niet optimaal, vindt directeur Bart Riet. ’Maar we konden geen buitenstaander vinden. En we hebben steeds kenbaar gemaakt dat de onderzoeker bij ons op de loonlijst staat en onder auspiciën van de universiteit werkt.’
In de Databank staan 221 progamma’s die volgens de erkenningscommissie kwalitatief op orde zijn. Daarvan krijgen er 26 het stempel ’bewezen effectief’. De Trimbosstudie richt zich op deze categorie: het neusje van de zalm dus.