Het is al langer bekend dat veel mensen cognitieve gedragstherapie beëindigen vóór dat de eigenlijke behandeling afgelopen is. Het ‘waarom’ is tot op heden niet goed duidelijk geworden.
“We weten niet goed waarom”, zegt Partha Krishnamurthy, directeur van het Instituut voor de Gezondheidszorg Marketing aan de Universiteit van Houston’s Bauer College of Business. ”De persoon gewoon niet meer opdagen.”
Nieuw onderzoek door Krishnamurthy en zijn mede-onderzoekers bij patiënten met angstklachten suggereert enkele antwoorden. Het onderzoek, “Survival Modeling of Discontinuation from Psychotherapy: A Consumer Decision-Making Perspective,” is gepubliceerd in The Journal of Clinical Psychology.
De onderzoekers zagen dat patiënten die snel verbeterden, eerder geneigd waren voortijdig te stoppen met de behandeling dan hun tragere lotgenoten. Daarmee verloor de behandeling effect.
“We denken dat de essentie van onze bevindingen de snelheid van de verbetering is, niet de mate er van”, zegt Krishnamurthy, eerste auteur van het onderzoek. “Hoe sneller ze verbeteren ten opzichte van waar ze begonnen, hoe waarschijnlijker het is dat ze de behandeling beëindigen.”
Het stigma rond psychische problemen zou één reden kunnen zijn, aldus Krishnamurthy. Hoewel er geen direct bewijs is, vermoedt hij dat een patiënt kan denken: “Ik ben beter, dus waarom zou ik doorgaan met een behandeling?”
De studie omvatte 139 mensen die zich hadden opgegeven voor een 12-weekse cursus cognitieve gedragstherapie (CGT) bij een universiteitskliniek voor angststoornissen. Tijdens elke bijeenkomst werd het angstniveau geregistreerd. Naast Krishnamurthy waren de onderzoekers Adwait Khare, associate professor marketing aan de Universiteit van Texas-Arlington, Suzanne C. Klenck, en Peter J. Norton, voormalig universitair hoofddocent psychologie aan Universiteit van Houston.
“Omdat voor CGT en andere vormen van psychotherapie vaak een behoorlijk aantal sessies nodig is, moeten patiënten zich regelmatig afvragen en beslissen of de opbrengsten nog wel in verhouding staan met de financiële en emotionele kosten”, schrijven de onderzoekers.
Volgens traditioneel onderzoek naar beslissingen is de verwachting dat patiënten de behandeling blijven voortzetten zolang er van verbetering sprake is. Maar de onderzoekers vonden een hoge correlatie tussen afgenomen symptomen en stoppen met de behandeling, wat zou betekenen dat de traditionele beslisfactoren niet gelden voor geestelijke gezondheidszorg.
”Als de patiënt verbetering begint te ervaren, wordt het verlangen om beter te worden minder uitgesproken in vergelijking tot de sociale-, emotionele-, financiële- en tijdkosten die voortzetting van de behandeling met zich meebrengt” schrijven ze. ”Klanten die hun behandeldoel benaderd hadden, hadden meer kans om de behandelingactiviteiten te staken. Wat nog belangrijker is, die snellere verbetering leidt tot eerder stoppen.”
Mensen die met de hoogste angstniveaus begonnen hadden ook meer kans om uit te vallen. Dat kan zijn omdat de angst hun vermogen beïnvloed om te beslissen of zij behandeling nodig hebben, evenals het vermogen om afspraken en dergelijke na te komen, aldus Krishnamurthy.
Uit eerder onderzoek was al gebleken dat veel mensen uiteindelijk therapie voortijdig staken - meer dan de helft van de patiënten, volgens sommige studies – wat het moeilijker maakt om hun geestelijke gezondheid te verbeteren. De onderzoekers suggereren dat patiënten met de hoogste angstniveaus kunnen profiteren van interventies die onmiddellijke verlichting van de symptomen geven, zoals ontspanningsoefeningen of medicijnen. Hoewel het onderzoek niet bedoeld is om specifieke oplossingen te beiden, zijn er wel strategieën denkbaar die nuttig kunnen zijn. Krishnamurthy denkt daarbij aan het focussen op mogelijk toekomstige vooruitgang, in plaats van al behaalde winst. Ook financiële prikkels zouden kunnen helpen, bijvoorbeeld het verminderen van de kosten als een bepaald punt in de behandeling is bereikt.
”Hoe zorg je dat mensen dingen doen die niet gemakkelijk of leuk zijn?”, vraagt hij zich af. ”We moeten reframen. Een goede gezondheid is ook het resultaat van het keuzeproces van patiënten, net zoals van geneesmiddelen en hulpmiddelen. Inzicht in hoe patiënten beslissingen nemen is een essentieel onderdeel van de verbetering van de gezondheidszorg.”
Bron: University of Houston