Veel mensen die bij de gemeente aankloppen voor hulp, zijn niet in staat om de problemen zelfstandig op te lossen. Bijna de helft (40 procent) beschikt ook niet over een eigen netwerk dat ze voor hulp kunnen inschakelen. Familieleden of andere bekenden hebben te weinig tijd om te helpen of wonen te ver weg om bij te kunnen springen. Dat schrijft Trouw, op basis van onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), dat de situatie van de zorg onder de loep heeft genomen. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt sinds januari 2015 bij de gemeenten.
Volgens het onderzoek zijn sommige problemen ook te ingewikkeld. Familieleden of andere bekenden kunnen hier iemand niet voldoende bij ondersteunen. De kwaliteit van leven van mensen die hulp krijgen via de gemeente, is minder goed dan mensen die dat niet hoeven te doen. Dat geldt vooral voor mensen die een combinatie van voorzieningen nodig hebben.
Een op de acht Nederlanders maakte in 2015 gebruik van huishoudelijke hulp, jeugdzorg of andere hulp via de gemeente. De helft deed dit op basis van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo). De gemeenten hebben in 2015 niet het volledige budget voor de Wmo en de Jeugdwet gebruikt. Er werd volgens het SCP in totaal zo’n 360 miljoen euro minder uitgegeven. Cliënten hadden in totaal 345 miljoen aan eigen bijdragen ingelegd. Het blad Binnenlands Bestuur berekende eerder al dat gemeenten aan de Wmo zeker 310 miljoen euro overhouden.
De aanvragen voor hulp verschillen sterk per regio. In de drie noordelijke provincies en Zuid-Limburg kloppen relatief meer mensen aan voor hulp van gemeenten dan elders.