De Regionale Toetsingscommissie Euthanasie heeft een psychiater berispt die bij de beoordeling van twee verzoeken om euthanasie niet heeft voldaan aan de zorgvuldigheidseisen van de Wet toetsing levensbeëindiging (Wtl). De psychiater legde bij één verzoek een second opinion naast zich neer, bij een tweede verzoek vroeg ze, tegen de richtlijnen in, niet om de second opinion.
De toetsingscommissie overweegt dat de psychiater te maken heeft met uiterst complexe materie en ’dat niet is gebleken dat de patiëntveiligheid in deze zaken in het geding is geweest.’ Ze kan haar beroep dan ook gewoon blijven uitoefenen. Het college besloot de klachtonderdelen apart te beoordelen.
Wilsbekwaam
Volgens de Wtl moet een patiënt wilsbekwaam zijn bij de beoordeling van een euthanasieverzoek. Ook moet, volgens de richtlijnen, bij psychiatrische aandoeningen om een second opinion worden gevraagd bij een collega-psychiater die in de aandoening is gespecialiseerd.
In het eerste klachtonderdeel was de collega-psychiater van mening dat de patiënt die euthanasie wilde niet wilsbekwaam was, onder andere omdat het euthanasieverzoek uit een psychotische overtuiging voortkwam. De bewuste collega schatte ook in dat behandeling nog mogelijk was.
De psychiater heeft vervolgens de behandeling van de patiënt doorgezet, ná die behandeling heeft ze het euthanasieverzoek opnieuw in behandeling genomen. Ze concludeerde na overleg met haar team en een andere deskundige dat de patiënt nu wel wilsbekwaam was. De eerder ingeschakelde collega-psychiater was het met die opvatting echter oneens. Het college vindt dat de psychiater niet goed heeft onderbouwd waarom ze aan haar eigen opvatting heeft vastgehouden.
Second opinion
Bij het andere euthanasieverzoek vroeg de psychiater helemaal niet om een second opinion, schrijft het college. Ze heeft zelf ook erkend dat dat in strijd was met de in de psychiatrie gebruikte richtlijn.
Tijdens de zitting heeft de Inspecteur - die de klacht indiende - benadrukt dat hij oog heeft voor de complexe casuïstiek die de psychiater behandelt en haar deskundigheid en ervaring op dit terrein. De Inspecteur is er ook van overtuigd dat de psychiater steeds de belangen van de patiënt voorop heeft willen stellen. In deze zaken heeft dat echter niet tot de vereiste extra behoedzaamheid geleid.
Bij de overweging om een berisping voldoende te laten zijn, heeft het college ook overwogen dat de psychiater in overleg met de organisatie waarvoor zij werkzaam is maatregelen heeft genomen om te voorkomen dat zij in de toekomst nogmaals ‘bochten afsnijdt’. Zo is een externe supervisor voor een bepaalde periode benoemd.
Doorslaggevend om te volstaan met een berisping is ”de complexiteit van de materie waarmee de psychiater te maken heeft en de omstandigheid dat noch uit de klacht van de Inspecteur, noch uit de opvatting van het College van procureurs-generaal blijkt dat de patiëntveiligheid in deze zaken in het geding is geweest,” schrijft het college. ”Een maatregel is echter wel noodzakelijk. De procedure is in beide gevallen niet goed gevolgd. Het volgen van de procedure vormt de basis van een verantwoorde afweging. Het volgen van de zorgvuldigheidseisen opgenomen in de Wtl en uitgewerkt in de Richtlijn en het verantwoording afleggen van de gemaakte keuzes structureren dit en maken de afwegingen controleerbaar.”
De volledige uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg is hier te vinden.
Lees ook andere artikelen over euthanasie en psychiatrie
-----------------------------------------------------------------------------------------
Vind je dit interessant? Misschien is een abonnement op de gratis nieuwsbrief dan iets voor jou! GGZ Totaal verschijnt tweemaal per maand en behandelt onderwerpen over alles wat met de ggz te maken heeft, onafhankelijk en niet vooringenomen.
Abonneren kan direct via het inschrijfformulier, opgeven van je mailadres is voldoende. Of kijk eerst naar de artikelen in de vorige magazines.