Professionals in de Wet langdurige zorg (Wlz) hebben er vaak moeite mee om in te schatten tot hoe ver ze de cliënt eigen regie kunnen laten voeren. Dat blijkt uit onderzoeken van KMPG, Tranzo en Vilans naar de uitvoering van de Wlz in de verpleging en verzorging, gehandicaptenzorg en geestelijke gezondheidszorg.
‘Over het algemeen zit er een positieve lijn in de uitvoering van de Wlz; we kwamen in het onderzoek veel goede voorbeelden tegen’, zegt Karina Kuperus, partner bij KMPG Health. ‘Maar voor alledrie de sectoren geldt dat er ook zeker nog aandachtspunten zijn.’
Inzetten op eigen regie en empowerment van cliënten is daar een van, blijkt uit de twee rapportages, een over de ggz en een over verpleging en verzorging en de gehandicaptenzorg. De onderzoekers spraken met zorgmanagers, zorgprofessionals, cliënten, vrijwilligers en mantelzorgers over hun ervaringen met de uitvoering van de Wlz en trokken uit die gesprekken de conclusie dat er de afgelopen jaren meer aandacht is gekomen voor de kwaliteit van leven en zelfredzaamheid van cliënten. ‘Maar zorgprofessionals ervaren een spanningsveld tussen het bieden van eigen regie en de risico’s die dit met zich meebrengt als een cliënt zijn vermogen tot regie onder- of overschat’, zo staat in de rapporten te lezen. Kuperus: ‘Wat als een cliënt zegt: ik wil niet meer douchen? Of als de cliënt besluit een stuk te gaan wandelen, terwijl dit niet het beste is? Veel professionals vinden het lastig om in te schatten hoe ver ze kunnen gaan met de eigen regie.’
Knelpunten rondom Wlz in de ggz
Maar er zijn ook andere knelpunten. In de geestelijke gezondheidszorg is volgens onderzoeker Karin Lemmens de meeste onduidelijkheid over de uitvoering van de Wlz. ‘Dat komt doordat voor die sector nog geen duidelijke uitspraak is gedaan over welke cliënten nou eigenlijk onder de Wlz vallen en welke beter thuis zijn in andere wetten.’ Daarnaast blijkt dat het in de ggz ook lastig is om het sociale netwerk van een cliënt of vrijwilligers in te zetten. ‘Er zijn weinig vrijwilligers beschikbaar, omdat het een onbekend terrein is voor ze. En het sociale netwerk van cliënten in de ggz is vaak afhankelijk van hun zorghistorie. Bij mensen die een langdurige geestelijke stoornis hebben, is het netwerk namelijk in veel gevallen voor een groot deel verdwenen, of was het juist de oorzaak dat ze een stoornis ontwikkelden.’
De Wlz wordt door de sector bovendien vooral gezien als een financieringskader, blijkt uit het rapport. ‘Sinds de invoering van de Wlz zijn er veel instrumenten bijgekomen die het zorgproces in de ggz kunnen verbeteren’, stelt Lemmens. ‘Denk bijvoorbeeld aan de onafhankelijke cliëntondersteuning. We zien grote verschillen in hoe aanbieders die hebben opgepakt. Sommigen zijn daar heel actief mee aan de slag gegaan, maar anderen weten niet eens dat het bestaat.’
Knelpunten Wlz in andere sectoren
Die knelpunten kwam Hinke Gijzel, die onderzoek deed naar de uitvoering van de Wlz in de verpleging en verzorging en gehandicaptenzorg, ook tegen. ‘De opvallendste conclusie is dat veel professionals en cliënten de onafhankelijke cliëntondersteuning niet kennen. De informatievoorziening over dit onderwerp blijft achter. Vaak blijkt dat managers wel weten dat onafhankelijke cliëntondersteuning bestaat, maar komt de kennis niet op de werkvloer en bij de cliënten terecht’, stelt ze. ‘Mensen kennen het wel uit de Wmo of hebben zelf ondersteuning die erop lijkt, al is die dan niet altijd onafhankelijk.’
‘Wlz sluit aan op sectoren’
Een positief punt vinden de onderzoekers dat de Wlz is gericht op zaken die ook belangrijk zijn voor de verschillende sectoren. ‘De thema’s die door de Wlz naar boven komen, sluiten aan op de bewegingen die in de sectoren al in gang waren gezet. Inzetten op zelfredzaamheid, eigen regie, de Wlz versterkt die bewegingen. We merken dat alle partijen zeggen: hoe gaan we dit samen voor elkaar krijgen? De Wlz sluit aan op wat zij willen.’
Bron: Zorgvisie