Ontvangers van een persoonsgebonden budget (pgb) worden in de toekomst niet meer opgezadeld met een schuld als die is ontstaan toen zij minderjarig waren. In plaats daarvan wordt hun meerderjarige vertegenwoordiger verantwoordelijk.
”Met de zorgkantoren en ZN heb ik afspraken gemaakt zodat jongvolwassen budgethouders niet meer worden aangesproken door het zorgkantoor tot terugbetalen, maar dat een betalingsregeling wordt getroffen met de wettelijk vertegenwoordiger”, schrijft staatssecretaris Martin van Rijn in een brief aan de Tweede Kamer.
Voor minderjarigen die recht hebben op een pgb regelt een meerderjarige vertegenwoordiger de hele administratie, zoals de aanvraag van het pgb. Toch was voorheen degene voor wie het pgb bedoeld is er ook verantwoordelijk voor, en dus ook verantwoordelijk voor eventuele schulden als hij of zij eenmaal meerderjarig was. Dat is bijvoorbeeld het geval als de wettelijk vertegenwoordiger het gebruik van het PGB niet kon verantwoorden. De staatssecretaris noemt dat ”onwenselijk”.
Van Rijn: ”Per 1 februari 2017 zijn de gemaakte afspraken ingegaan. Omdat het om een aanzienlijke groep budgethouders gaat, hebben de zorgkantoren enige tijd nodig voor de screening en benadering. Ik heb met de zorgkantoren en ZN afgesproken dat zij voor 1 juni 2017 alle budgethouders om wie het gaat, hebben benaderd. Zorgkantoren beoordelen de situatie en beslissen welke stappen worden gezet. Het doel is om te komen tot een betalingsregeling met de wettelijk vertegenwoordiger.
Met deze afspraken wordt voorkomen dat jongvolwassen budgethouders worden gedupeerd met een pgb-schuld die buiten hun toedoen om is ontstaan, en waardoor zij mogelijk in de schuldsanering terecht komen. De gemaakte afspraken hebben betrekking op zowel de AWBZ- als de Wlz-casuïstiek. Met zorgkantoren en ZN wordt nog overlegd over een structurele oplossin heeft nu afspraken gemaakt om dit in de toekomst te voorkomen, met brancheorganisatie Zorgverzekeraars Nederland en de Nederlandse Zorgautoriteit. Jongvolwassen mensen met een pgb kunnen daardoor niet meer aansprakelijk worden gehouden voor een schuld die zij niet hebben veroorzaakt.”
Bron: Rijksoverheid