Om verspreiding van het corona-virus te voorkomen, hebben vrijwel alle zorginstellingen uitgebreide maatregelen genomen. Ook de ggz. In ons magazine van 31 maartdeden we daar al uitgebreid verslag van. Behalve aparte afdelingen, waar nodig beschermde kleding, en het instellen van ‘schone’ en ‘besmettelijke’ routes wordt er veel gebruik gemaakt van (beeld) bellen, voor veel behandelaren én cliënten een oplossing. Maar niet voor iedereen, zo blijkt uit de diverse berichtgeving. Niet heel raar: veel ggz-activiteiten bestaan uit veel méér dan wekelijks of tweewekelijks contact.
De richtlijn
In de richtlijn die de beroeps- en belangenverenigingen voor de ggz hebben opgesteld staat voor polikliniekbezoek, vrijgevestigde praktijk en behandeling letterlijk: “In deze tijd met de risico’s op besmetting en het streven die zoveel als mogelijk te voorkomen moeten behandelaars een afweging maken in de vorm waarin zij hun behandeling aanbieden. Voorop moet staan dat patiënten de behandeling die zij nodig hebben ook in deze lastige omstandigheden krijgen. Dat betekent dat een behandeling Face to Face plaats vindt waar dat kan. Wanneer alternatieven even goed mogelijk zijn, of wanneer vanwege de fysieke kwetsbaarheid van de patiënt, mede-patiënten of de zorgverlener zelfs noodzakelijk zijn, kan Face to Face behandeling vervangen worden door beeldbellen of een andere vorm van digitale behandeling.”
Voor ambulante begeleiding zijn de voorschriften wat strikter: “Indien mogelijk worden huisbezoeken vervangen door beeldbellen of uitgesteld. Wanneer huisbezoek wel noodzakelijk is dan gelden de algemene richtlijnen.” Denk bij dat laatste aan geen hand geven, handen wassen, anderhalve meter afstand houden, cetera.
Even verderop in de richtlijn: “Ook als het gaat om crisis of spoed zal eerst gekeken worden of in de situatie met beeldbellen kan worden volstaan. Wanneer de patiënt toch naar de spoedpoli of andere beoordelingslocatie moet komen gelden dezelfde maatregelen als bij poliklinische bezoeken.”
Geen heldere koers
Niet iedereen is gecharmeerd van de voorzichtigheid die de ggz ten opzichte van haar cliënten aanhoudt. In Trouw zegt Bauke Koekoek, lector ‘Onbegrepen gedrag, zorg en samenleving’ aan de Hogeschool Arnhem Nijmegen en aan de Politieacademie: “Er is heel snel een sfeer ontstaan dat zij cliënten niet mogen bezoeken omdat dit gevaarlijk zou zijn. Vanuit GGZ Nederland, onze brancheorganisatie, is vervolgens geen heldere koers gevaren. Ik heb zelf daarom maar een afwegingskader geschreven waarin je heel nuchter kunt nagaan of face-to-face contact nodig lijkt. Zo ja, dan moet je dat dus gewoon doen, met inachtname van de RIVM-richtlijn. Maar veel collega’s zweren bij hun beeldtelefoon. Die werkt ook in veel gevallen, maar in sommige gevallen ook niet. Je mist met een beeldtelefoon ook een hoop.”
De pineut
Veel stelliger laat Hans van Eeken zich uit. Van Eeken is senior ervaringswerker, betrokken bij diverse projecten die betrekking hebben op de ggz. In Zorgvisie zegt hij: “In de klinieken gaat het allemaal wel goed. Ik heb veel respect voor hoe ze binnen met deze situatie om proberen te gaan. Dat geldt ook voor de crisiszorg en acute zorg, daar zit een type professional dat gewend is aan crisissituaties en onvoorspelbare gebeurtenissen. Het is het hele grote deel dat in de basis- en de gespecialiseerde ggz zit en ambulante hulp krijgt, dat op dit moment de pineut is.”
“Op veel plekken is nu de houding ‘dat gaat natuurlijk niet door’. Dat zie ik zowel in de ggz als het sociaal domein gebeuren”, zegt van Eeken tegen Zorgvisie, “De eerste twee weken dook iedereen als het ware achter de dijken.” En even verderop: “Het valt me op dat veel professionals vinden dat ze over het algemeen heel goed bezig zijn en er echt voor de mensen zijn. Maar van hulpverleners die echt met de poten in de klei staan en van mensen zelf, hoor ik een heel ander verhaal.”
Richtlijn raadt huisbezoek niet per se af
De richtlijn van het RIVM stelt, dat zorgverleners hun cliënten thuis kunnen blijven bezoeken, zolang zij geen griepverschijnselen vertonen en de veilige afstand van 1,5 meter wordt aangehouden. Maar Koekoek stelt dat in de GGZ veel defensiever wordt gehandeld. Het uitgangspunt lijkt te zijn dat face-to-face contact moet worden vermeden, tenzij het niet anders kan.
Niet voor alle praktijken waar overigens, ook de ggz-richtlijn staat face-to-face contact toe. Slechts bij huisbezoeken wordt de richtlijn strenger. Verschillende kleinere ggz-instellingen zien hun cliënten dan ook gewoon in de spreekkamer. Wel op anderhalve meter afstand.
Het gevolg van de maatregelen wordt onderschat
Wellicht zijn de grote instellingen voorzichtiger dan nodig is, minstens zo waarschijnlijk is dat de noodzaak van face-to-face-contact te weinig wordt gezien. “Ik denk dat de effecten van alle maatregelen die ons sociale, fysieke en zintuigelijke contact verhinderen, sterk worden onderschat. Wat doet het met ons, dat we elkaar juíst in deze maanden niet meer kunnen vasthouden, strelen, huggen, ruiken en voelen?” schreef Gonny ten Haaft vorige week in Trouw. Zij werd vijf jaar geleden ziek, had hevige pijn en ernstige depressie, vermoedelijk als gevolg van chronische stress. Na een kastje-muur periode herstelde zij, grotendeels door lichamelijke therapie. Aanraking. Iets dat in deze tijd maar moeizaam mogelijk is, maar, erger, ook wordt onderschat.
Aanraking, ‘live’-contact, elkaar zien, er echt zijn. Misschien is het zorgelijkste van alles wel dat de ggz het schromelijk onderschat.
Vragenlijst
Het Lectoraat Onbegrepen gedrag, zorg en samenleving heeft een enquête uitgezet bij een breed en gevarieerd netwerk van o.a. mensen in psychische problemen, naasten, sociaal domein en de GGZ. De uitkomst moet leiden tot een afspiegeling van de reële ervaringen van mensen en een scala aan ideeën om hier en nu iets te doen aan de verbetering – of liever gezegd: voorkomen van verslechtering – van het psychisch welzijn van mensen.
Lees hier meer over de achtergrond van het onderzoek of ga direct naar de vragenlijst.