Jeugdzorgwerkers geven hun werk een magere voldoende, een 5,5. Ruim de helft vindt dat zij hun kennis en kunde niet voldoende kunnen inzetten.
92% overweegt weleens de sector te verlaten, waarvan 51% dit zelfs (zeer) regelmatig doet. Als belangrijkste vertrekredenen worden aangegeven: werkdruk (61%), te weinig tijd voor zorgtaken (41%) en de mentale en fysieke belasting van het werk (28%). Dit blijkt uit een peiling van FNV onder de jeugdzorgmedewerkers, die gisteren staakten.
Werkdruk eist zijn tol
Werkdruk is de belangrijkste oorzaak dat jeugdzorgwerkers weleens de sector willen verlaten. Zes op de tien respondenten geeft aan dat de balans tussen werk en privé niet goed is en 63% kan het werk niet loslaten in hun vrije tijd.
‘De werkdruk is zo hoog dat je eigenlijk altijd tijd tekort komt. Het gaat wel om kinderen, die wil je niet laten staan. Dus dan ben ik in mijn vrije tijd hier toch nog vaak mee bezig. Mijn privéleven, inclusief mijn gezin, komt daardoor ook regelmatig onder druk te staan’, aldus één van de respondenten.
Maaike van der Aar, bestuurder FNV Zorg & Welzijn: ‘We bonzen al drie jaar op de deuren met de boodschap dat de werkdruk in de jeugdzorg ongezond hoog is. Een half jaar geleden gaf 63% van de jeugdzorgwerkers aan weleens te overwegen de sector te verlaten. Met name vanwege de werkdruk. Inmiddels is dit met een derde gestegen naar een schrikbarende 92%. Dan kun je toch niet anders concluderen dat de sector aan het verdrinken is? Actie is nodig!’
Loon te weinig voor het werk
Van de ondervraagden geeft 68% aan dat zij het loon onvoldoende vinden voor het werk dat zij doen.
‘Gezien de grote verantwoordelijkheid en de enorme stress die ik bijna dagelijks over me heen krijg, is het een onderbetaalde baan,’ schrijft een jeugdzorgwerker. ‘Tot nu toe is er geen cao jeugdzorg afgesloten en heb ik dus minder koopkracht. En dat terwijl Nederland momenteel bulkt van het geld.’
Weer een andere respondent: ‘Salaris is voor mij nooit de belangrijkste reden geweest om te kiezen voor de jeugdzorg, maar het is, gezien de verantwoordelijkheid en hoge werkdruk, echt veel te laag. Een beter salaris zou helpen mensen binnen te houden en om nieuwe mensen te krijgen.’
Van der Aar: ‘Het is triest te constateren dat er geen geld bij werkgevers is om een cao jeugdzorg af te sluiten. Dat zet de achterdeur open voor de huidige jeugdzorgwerkers en maakt werken in de jeugdzorg voor nieuwe medewerkers minder aantrekkelijk. Dus de dure ‘Ik zorg’-wervingscampagne van VWS ten spijt, vooral meer geld voor de sector is belangrijk. Voor loon, maar ook om afspraken te kunnen maken met werkgevers over werkdruk en ontwikkeling van medewerkers.’
Uitholling van het vak
Regelzaken, administratie, bureaucratie en financiering slokken jeugdzorgwerkers veelal op waardoor ze onvoldoende aan hun zorgtaken toekomen.
Jeugdzorgwerker: ‘Vanwege werkdruk en tijdgebrek is er vaak te weinig tijd om mijn kennis en vaardigheden optimaal in te zetten. Ik wil gaan voor maximale kwaliteit maar moet met (veel) minder genoeg nemen. Dat vind ik vreselijk! Het kind verdient maximale kwaliteit.’
Een andere jeugdzorgwerker vraagt zich hardop af wat haar werk als jeugdhulpprofessional in ‘hemelsnaam’ te maken heeft met alle bureaucratie en onnodige rompslomp. En weer een andere merkt op dat je tegenwoordig een ’goede werker’ bent als je dossier op orde is. Tegelijk vraagt ze zich af of de kinderen, jongeren en gezinnen daar nou écht wat aan hebben, wanneer hierdoor op zorgtijd flink is ingeleverd.’
Loyaliteit jeugdzorgwerkers
Dat het werk in de sector ondanks de druk toch gewoon gedaan wordt, komt vanwege de loyaliteit van de jeugdzorgwerkers naar hun kinderen, meent Van der Aar. ‘Wat nu nog goed gaat, komt omdat jeugdzorgwerkers principieel niet loslaten. Dat draagt deze sector nog. Bij het zorgvuldig inzetten van deze kracht, kan de sector floreren. Bij het uitputten van die kracht, is de sector verloren’, aldus de FNV-jeugdzorgbestuurder.
Een jeugdbeschermer die regelmatig overweegt de sector te verlaten: ‘Ik draai alleen maar ‘productie’ met achttien gezinnen in mijn pakket. Kinderen hebben soms al op vijftien verschillende plekken gewoond en ze hebben vaak geen vertrouwen meer in de hulpverlening. Ik ben vaak de enige constante in de hulpverlening, maar heb geen tijd voor hen. Het voelt ook heel dubbel om ander werk te zoeken, want dan laat ik ’mijn’ kinderen in de steek die ik soms al acht jaar ken.’
Bron: FNV
Vind je dit interessant? Misschien is een abonnement op het gratis magazine dan iets voor jou! Abonneren kan direct via het inschrijffomulier, of kijk eerst naar de artikelen in de vorige magazines