Vanaf 1 januari 2017 zullen verzekerde aanspraken geneeskundige GGZ door het Zorginstituut zullen worden geduid en uitgelegd op grond van de DSM-5. De DSM-5 wordt daarmee ook leidend voor de klinische praktijk. Om de impact in de bekostiging tot een absoluut minimum te beperken, worden de DSM-5-classificaties via een conversietabel ‘vertaald’ in DSM-IV-classificaties. Dat schrijft minister Schipprs in een brief aan de kamer.
Al eerder had de minister twee rapporten van het zorginstituut met betrekking tot de invoering van de DSM-5 aan de kamer gestuurd.
In het eerste rapport kwam het Zorginstituut tot de conclusie dat de gevolgen van een overgang van de DSM-IV naar DSM-5 voor de verzekerde aanspraken beperkt zijn en adviseert het de DSM-5 te gebruiken voor de uitleg van de aanspraken zolang er geen betere manier is om de aanspraken op consistente en toetsbare wijze uit te leggen. Alleen van 16 “nieuwe” classificaties die niet in DSM-IV voorkwamen is beoordeeld of deze onder de inhoud en omvang van het verzekerde pakket vallen en, zo ja, onder welke aanspraak in de Zorgverzekeringswet (Zvw). Volgens het Zorginstituut zullen deze ‘nieuwe classificaties’ die tot de geneeskundige ggz worden gerekend niet leiden tot een wezenlijke uitbreiding van die aanspraak op geneeskundige ggz, omdat in de praktijk mensen met een ‘nieuwe classificatie’ nu ook al zorg zullen ontvangen onder een classificatie in DSM-IV. Daar waar de behandeling van nieuwe classificaties valt onder de huisartsenzorg of medisch specialistische zorg worden deze mensen daar nu ook al gezien en indien nodig behandeld.
In het tweede rapport herzag het Zorginstituut de oorspronkelijke beoordeling van de ‘nieuwe classificatie’ Andere gespecificeerde …stoornis. Over deze classificatie oordeelde het Zorginstituut in het eerste rapport dat deze kon worden uitgesloten van de aanspraak geneeskundige ggz omdat de classificatie “er toe [kan] leiden dat al te gemakkelijk de behandeling in de generalistische basis ggz of gespecialiseerde ggz wordt gestart zonder dat er sprake is van een circumscripte stoornis”. In een overlegtraject met het Zorginstituut hebben aanbieders en patiëntenverenigingen vervolgens verhelderd dat indien er een Andere gespecificeerde …stoornis wordt geclassificeerd, er dus per definitie sprake is van een stoornis, maar het beeld niet exact voldoet aan de criteria voor een specifieke(re) stoornisclassificatie. Dit is vergelijkbaar met de huidige situatie rond DSM-IV-classificaties Niet Anderszins Omschreven (NAO), die nu ook toegang geeft tot de geneeskundige ggz. Het Zorginstituut concludeerde dat het handhaven van het oorspronkelijke standpunt inzake Andere gespecificeerde …stoornis dus een inperking van de toegankelijkheid van geneeskundige zorg (verzekerd pakket) zou inhouden. Dit had het met het eerste advies niet beoogd en daarom herziet het de beoordeling van deze classificatie: Andere gespecificeerde …stoornis dient toegang te verlenen tot de geneeskundige ggz.
Uit een impactanalyse concludeerde de NZa dat een volledige implementatie van DSM-5 relatief grote aanpassingen vereist in de wijze waarop aanbieders in de gespecialiseerde (en forensische) ggz registreren en declareren, omdat het assenstelsel van DSM-IV5 in DSM-5 is verdwenen. Dit werkt door in de ICT-systemen, administratieve organisatie, inkoop, trendinformatie en de (afleiding van de) zorgvraagzwaarte-indicator. Bij een gedeeltelijke implementatie met gebruik van een conversietool moeten behandelaren daarentegen in de klinische praktijk werken met DSM-5, maar maken zij voor de bekostiging nog gebruik van DSM-IV. De conversietabel maakt duidelijk welke DSM-IV-classificatie bij welke DSM-5-classificatie hoort. De benodigde aanpassingen hiervoor zijn het minst omvangrijk. De NZa heeft recent de (impact op de) invoering van DSM-5 andermaal aan veldpartijen voorgelegd, mede gezien de serieuze stappen die inmiddels zijn gezet richting een volledig nieuwe productstructuur voor de ggz. Die lijken het draagvlak bij veldpartijen te hebben verminderd om, vooruitlopend op die nieuwe bekostiging, vergaande aanpassingen op basis van DSM-5 door te voeren in de bekostiging. In het geactualiseerde advies wordt dit beeld bevestigd. De geconsulteerde veldpartijen verschillen van mening of DSM-5 ingevoerd moet worden per 2017, maar zijn het er wel over eens dat als DSM-5 gebruikt wordt voor de afbakening van de verzekerde aanspraak, dit slechts beperkt gevolgen zou moeten hebben voor de bekostiging. De NZa adviseert daarom, in geval het verzekerde pakket in DSM-5 wordt afgebakend, te kiezen voor “optie 1” wat betreft uitwerking naar de bekostiging. Deze “optie 1” komt tegemoet aan de behoefte om de meest actuele DSM te kunnen hanteren, zonder partijen met een te grote wijziging in de productstructuur te belasten.
Omdat de minister toewerkt naar een geheel nieuw bekostigingsstelsel in 2019, heeft zij ook overwogen om de DSM-IV tot die tijd te handhaven. Dat vindt de auteursrechthebbende van de DSM-IV slechts aanvaardbaar als dat voor de invoering van de DSM-5 in de klinische praktij geen belemmering vormt.
De minister zag zich daarmee gedwongen voor de bovengenoemde oplosssing te kiezen.
Bron en voor de hele brief: Rijksoverheid
Zie ook ons achtergrondartikel over de DSM-5 uit 2015