'Je hallucinaties worden alleen maar erger in zo’n cel'

Door: Willem Gotink

Deel drie van een serie over separeren in de ggz

 

In het vorige en dit deel van deze serie over separeren in de ggz, vertellen zes mensen over hun ervaringen met separeren, ook wel eufemistisch ’insluiten’ genoemd. Esther, Karin en Marja kwamen in het vorige artikel al aan het woord, in dit artikel doen ook Russel, Joke en Jeroen hun verhaal. Esther en Karin sluiten af met de de gevolgen die zij nog steeds ondervinden door die periode van eenzame opsluiting.

Een combinatie van angst en woede

Zou het toeval zijn dat de mannen die ik spreek milder zijn over wat er gebeurd is? Jeroen, 28 jaar oud, zat twee jaar geleden meerdere keren enkele dagen in de separeer. “Natuurlijk vond ik dat niet bepaald prettig”, zegt hij nu. “Laat ik helder zijn: zo’n kamertje maakt de idiote gedachten die je toch al hebt, alleen maar erger. Er is niets wat je terugbrengt tot de realiteit, vrijwel geen contact met andere mensen, geen radio of muziek, je hebt niets om te doen, je mag hopen dat de medicijnen hun werk doen. Als de medicijnen niet werken, worden je problemen daar alleen maar groter, je wordt letterlijk gekker als je niets te doen hebt, er is niets te zien en je hebt met niemand contact. Als ik nu een kleine ruimte  inga, zoals een lift, of zelfs een treincoupé, dan is er nog steeds dat gevoel van opgesloten worden. Al is dat de laatste tijd wel steeds minder.”
Toch heeft hij ook begrip voor het feit dat hij opgesloten werd. “Ik kan me niet alles meer herinneren, maar ik weet nog wel dat in een soort combinatie van angst en woede tamelijk ongericht om me heen kon slaan. Een verpleegkundige ging ik bijna te lijf, terwijl hij volgens mij niet veel meer deed dan vragen of ik op mijn kamer of in de eetzaal wilde eten. Achteraf snap ik niets van mezelf in die maanden. Dat die verpleegkundigen en andere patiënten niet rustig zaten als ik daar rondliep, snap ik wel. Ik was een onvoorspelbare tijdbom.”
De vraag of dat separeren op de één of andere manier te voorkomen was geweest, moet hij dan ook schuldig blijven. Schouderophalend: ”Geen idee, ik zou niet weten hoe.”

’Blij dat er een deur tussen mij en die kickbokser zit’

Ook de andere man die ik spreek, Russel, is begripvoller over wat er is gebeurt. Sterker: als ervaringsdeskundige heeft hij meer dan eens meegeholpen bij het separeren van iemand. In de jaren tachtig werd hij in meerdere keren en bij verschillende instellingen in Zuid-Holland opgenomen. “Daar was het standaardbeleid dat je direct na opname één of twee weken de separeercel in ging, ter observatie”.

Is het dan niet bijzonder dat hij tegenwoordig meehelpt bij het separeren?
“Ze noemen me wel eens een NSB-er”, zegt hij, “maar ik zie af en toe ook geen andere mogelijkheid. Want laten we eerlijk zijn, als ik een kickbokser in zo’n cel om zich heen zie slaan, dan ben ik erg blij dat er een deur tussen zit die niet zomaar kapot kan.”

Met zijn ervaring, zowel in het verre als recente verleden, ziet hij mogelijkheden om het separeren 100% te voorkomen?
“Nee, eigenlijk niet. In ieder geval niet in het concept zoals we dat hier hebben. Let wel: je zet psychotische, overprikkelde mensen, manische mensen die anderen overprikkelen, mensen met iets in de persoonlijkheid, depressieve mensen, angstige mensen allemaal op een klein oppervlak bij elkaar, tijdens een grote crisis in hun leven. Dat is vragen om problemen.

Over het algemeen worden mensen boos als hun grenzen worden overschreden. En die grenzen worden niet alleen door hun medepatiënten overschreden, ook de ggz zelf is -legitiem!- behoorlijk grensoverschrijdend, op vrijwel alle levensgebieden, zowel fysiek als psychisch. Elk recht kan je worden afgepakt zonder dat je er iets voor doet, je kan verplicht medicatie toegediend krijgen, je bewegingsvrijheid kan worden ingeperkt of afgenomen, je bent bij voorbaat verdacht. Dat roept allemaal het nodige verzet op en dat escaleert makkelijk.”

Over dat bij voorbaat verdacht zijn neemt hij zichzelf als voorbeeld: “Als ik een forse ruzie krijg met mijn buren, dan moet ik heel erg op mijn tellen passen. Ook als zij de ruzie zijn begonnen en zich onredelijk gedragen, zal de politie geneigd zijn mij als aanstichter te zien. Zo werkt het op een afdeling ook: je trekt makkelijk aan het kortste eind.”

’Dat het nog steeds gebeurt, wordt vaak niet geloofd”

Ook Joke werd in die jaren regelmatig in een separeercel gezet, in Nederland en in België. Dat was nadat zij in 1970 haar diploma B-verpleegkundige had gehaald. Ze zegt: “In de drie jaar van mijn opleiding ben ik maar vijf keer bij een separatie geweest. Ik heb stellig de indruk dat dat later, in de tijd dat ik zelf werd opgenomen, veel vaker gebeurde. Ik werd al in de separeer gezet omdat ik teveel praatte. Dat deed ik inderdaad, dat doe ik nog steeds.” Haar verhaal is een aaneenschakeling van opnames en verblijven in de separeer. “En je hallucinaties worden alleen maar erger in zo’n cel. In die cel zag ik vaak rare dingen, daarbuiten was dat veel minder.”
Later werd ze actief als ervaringsdeskundige, onder andere in cliëntencommissies. Al in de jaren ’90 van de vorige eeuw maakte ze zich sterk voor verbeteringen op het gebied van separeren. Zo maakte ze duidelijk dat mensen onterecht werden gesepareerd. Ook zij heeft de ervaring dat verhalen over separaties niet altijd geloofd worden: “Als ik vertel hoe vaak ik gesepareerd ben, geloven ze me vaak niet. ‘Dat is iets van heel vroeger,’ zeggen ze dan. Dat dat aan het begin van deze eeuw nog steeds aan de orde van de dag was, wil er niet in. En dat het nog steeds gebeurt, al is het veel minder dan vroeger, dat wordt vaak al helemaal niet geloofd.”
Niet veel later stuurt ze een mail met het verzoek een groot deel van de verhalen niet te gebruiken. “De persoonlijke verhalen van die vrouwen zijn voor elkaar nog steeds herkenbaar. Oud zeer benoemen was niet mijn bedoeling voor een groot publiek”.

‘Dat wantrouwen is echt na al dat separeren ontstaan’

Ook na bijna tien jaar ondervinden Esther en Karin nog de traumatische gevolgen van het separeren.
Karin: “Een paar weken geleden was ik logeren bij een vriendin en toen weigerde het slot van de badkamer, waardoor ik er niet meer uit kon. Op zo’n moment raak ik volledig in paniek en komen alle herinneringen aan die separeercel weer voorbij. Dat had ik vóór die tijd absoluut niet. Ook het vertrouwen in hulpverleners is ingewikkeld. Ik heb nu een goede relatie met mijn behandelaar, zij weet wat er allemaal gebeurd is en ik vertrouw haar. Maar nu gaat ze op vakantie en dan moet ik maar afwachten hoe het loopt met haar vervangster. Dat wantrouwen is echt na al dat separeren ontstaan.

Esther: “Een half jaar geleden moest ik beoordeeld worden bij de crisisdienst, en moest wachten tot er een psychiater tijd had. Daar is het blijkbaar ook beleid dat je in de separeer blijft tot de beoordeling plaats heeft gevonden, zonder dat ik agressief was, of gevaarlijk. Heel bizar, alsof je een crimineel bent. Ik kreeg ter plaatse herbelevingen. Ik kwam daar om vier uur, wist absoluut niet hoe lang het zou duren. Uiteindelijk heb ik van vier uur tot twee uur ’s nachts in zo’n cel gezeten. Toen ik na een paar uren volledig in paniek was, herbeleving had en verkrampt was is er even iemand bij me komen zitten, dat was wel geruststellend.”  (Een werknemer bij de betreffende instelling bevestigt dat het inderdaad beleid is om mensen bij binnenkomst eerst te separeren. WG).
Het speelt zeker niet alleen bij separeercellen. Esther: “Ook als iets strak om me heen zit, of als ik in een kleine ruimte kom, zoals een lift of een CT-scan, dat is voor mij geen optie meer, ik krijg angstaanvallen en herbelevingen.”

De namen van Esther, Karin, Joke en Jeroen zijn, deels op eigen verzoek en deels op advies van de interviewer, pseudoniemen. Marja en Russel zijn wel de echte namen.

Ben jij als behandelaar, beleidsmaker of anderszins betrokken bij (het voorkomen van) separeren? Dan komen we graag met in contact! Dat kan via info@ggztotaal.nl (mailto:info@ggztotaal.nl)


separeer separeer