'Mijn behoefte aan nabij contact werd toegeschreven aan psychiatrische stoornissen'

Door: Johan Atsma

Anne van Winkelhof over haar boek ’Alles wat ik wilde zeggen maar niet zei’

 

Taal is het voertuig waarin je leeft, bedenk ik hier vanachter mijn bureau terwijl ik nadenk over het schrijven van dit artikel naar aanleiding van het gesprek dat ik had met Anne van Winkelhof. Anne is de auteur van het boek ‘Alles wat ik wilde zeggen maar niet zei, brieven aan mijn psychiater’ dat het afgelopen jaar uitkwam bij Uitgeverij de Graaff. Taal staat daarin op verschillende manieren centraal. In dit boek is door Anne een selectie gemaakt van de e-mails die ze zeer regelmatig stuurde naar haar therapeut. In die e-mails probeert ze onder woorden te brengen wat haar overkomt, wat haar beweegt, dat wat ze wilde zeggen maar niet zei. In een aantal later geschreven hoofdstukken omlijst  ze dit mailverkeer en licht het nader toe. Naar ze me vertelt gebeurde dat gewoon, de zinnen kwamen als vanzelf. In het slothoofdstuk ‘Een taal die past’ schrijft Anne van Winkelhof over wat haar misschien wel samenvat:

“Het schrijven van dit boek voelt als het inleveren van een proefschrift, een onderzoek naar een taal die past. Een taal waarmee ik me kan losweken van alles wat over mij is gezegd en voor mij bepaald, in spreekkamers en tussen de muren van een kliniek. Een taal waarmee ik kan zeggen: dit is wie ik ben, dit is wat ik voel en dit is wat ik allemaal mag zijn. Een taal waarmee ik me verbonden voel, omdat ik me duidelijk kan maken aan de ander en ik de ander, eindelijk, mijn woorden toevertrouw. Een taal waarmee ik een plek heb gevonden in de wereld, me meer een onderdeel van het geheel voel. Een plek waarin ik vaker even niets hoeft te zeggen omdat stilte ook een taal is.”
Taal is essentie, taal is een valkuil, taal is een uitdaging en taal is ongrijpbaar soms. En taal zit in je hoofd.

’Het gaat misschien wel meer om veiligheid dan onzekerheid’

Van kinds af aan spookt het daar bij Anne met vragen rondom haar zelf. “ik voelde dat ik anders was, er klopt iets niet aan mij, dacht ik”. Faalangst en onzekerheid lagen daaraan ten grondslag. Uiten deed ze zich niet. Anne hield zich staande door extra haar best te doen mensen tevreden te houden. ‘En” voegt Anne er aan toe “het gaat misschien wel meer om veiligheid dan onzekerheid”. “Ik ben niet OK, dat was de overtuiging”. 
Dat bepaalde haar schoolcarrière, haar kind zijn, haar middelbare schooljeugd. Ze ging ongemeen hard haar best doen om te presteren en om te laten zien dat ze haar best deed. Haar studie Nederlands rondde ze cum laude af. Vervolgens bekroop haar de gedachte: “als ik dat al kan, wat stelt het dan eigenlijk voor”.  Ze raakt steeds meer verstrikt in haar denken. Op een of andere manier geraakt Anne rond haar zeventiende in de hulpverlening, het is moeilijk om nu vast te stellen hoe dat toen gelopen is, via school waarschijnlijk. Er volgen meerdere hulpverleners, als het niet goed voelt haakt Anne gewoon af, blijft weg.  Dat kan te maken hebben met onveiligheid, het ontbreken van enige wederkerigheid in het contact of na weer een diagnose gewoon weg het gevoel te hebben “ja, maar ik ben niet gek”.

Taligheid van de therapie

Maar de problemen blijven, het lukt Anne niet om haar plek in het leven vast te stellen. De angst om afgewezen te worden speelt voortdurend een grote rol. Het leidt uiteindelijk tot zelfbeschadiging en een suïcidepoging. Er volgt een opname in een psychiatrische kliniek. Deze periode is achteraf voor haar gehuld in nevelen. Wel is ze nu volstrekt duidelijk in haar gevoel over de behandeling die ze er kreeg, MBT (Mentalization Based Treatment); die werkte volstrekt niet voor haar, de taligheid van de therapie pakte voor haar eerder nadelig uit. Al pratend over therapieën vertelt Anne ook over een ervaring van later datum die ze onderging bij psychomotorische therapie, die bleef wel hangen: op een zeker moment werd haar gevraagd om met handschoenen aan te boksen tegen de boksbal. Er werden vervolgens balletjes tegen haar aan geworpen en de opdracht was om aan te geven wanneer dat haar teveel zou worden. Dan zou het ballen werpen stoppen. Dat gebeurde niet, ze had kennelijk haar gevoel in die tijd geheel uitgeschakeld! 

Die opname en het gemak waarmee ze door de ‘Borderline-bril’ werd bekeken zoals ze dat zelf noemt heeft haar kijk op de GGZ bepaald. Therapeuten die je niet het gevoel geven er te zijn als je ze nodig hebt, het ontbreken van wederkerigheid in het contact die bij haar steeds de verzuchting oproept  “neem mij serieus”. Juist dat ontbreken van wederkerigheid brengt bij Anne een gevoel van onveiligheid te weeg.

“Het ging eigenlijk altijd al over contact. Daar ben ik na jaren hulpverlening, vertaald in talloze DSM-classificaties en bijbehorende behandelingen, achter gekomen. Mijn behoefte aan nabij contact was groot, leek bijna onmogelijk, werd als idealistisch bestempeld en toegeschreven aan psychiatrische stoornissen. Op die manier ging men voorbij aan hoe die behoefte bij mij hoorde, onderdeel van mij was, veel meer dan een ziektesymptoom dat bestreden moest worden. De behoefte moest niet weg, maar ingewilligd worden. Het moest gaan over gezien worden, over emotionele nabijheid, over hechting, over contact – van mens tot mens.“

Terugkaatseffect

Uiteindelijk komt Anne terecht bij haar huidige therapeut, Ruud. Hem ziet ze inmiddels al enkele jaren regelmatig en bij hem voelt ze zich veilig en kan ze leren ontspannen, de wederkerigheid die ze bij hem uiteindelijk wel voelt, zorgt daarvoor.

Ze ervaart haar therapeut als betrokken, hij “vindt het leuk” bovendien en dus kan Anne buiten de gesprekken om mailverkeer met hem onderhouden en daarin ook serieus contact ervaren. Inmiddels heeft ze geleerd ook kritisch te durven zijn of boosheid te uiten omdat ze ervaart dat haar uitingen serieus worden genomen en niet direct het terugkaatseffect bewerkstelligen dat haar stoornis daar voor zorgt en de therapeut zichzelf daarmee buiten de relatie plaatst.

Aldus heeft Anne steeds beter geleerd zich te kunnen en durven uiten;  ze mag kritisch zijn of boos en daarvoor de woorden zoeken die het best bij haar passen. Als ik doorvraag op die wederkerigheid en ook stel dat gelijkwaardigheid tussen therapeut en cliënt per definitie niet bestaat geeft Anne voor mij het enig mogelijke antwoord en dat maakt wel indruk bij me. “Nee, als therapeut niet maar als mens wel”.

 

Anne van Winkelhof: Alles wat ik wilde zeggen maar niet zei, brieven aan mijn psychiater
Uitgeverij De Graaff;
ISBN 978-94-93127-22-7; 128 pagina’s; € 19,99

Alles wat ik wilde zeggen Alles wat ik wilde zeggen