God, mijn psychiater en ik

Elsje Moerdijk

 

Vaste prik op vrijdagmiddag. Mijn bezoek aan de psychiater. Een vriendelijke man, begin 60 met een warme uitstraling, bedachtzame bruine ogen en een bos grijs haar. Hij draagt meestal een zandkleurig jasje, een nette donkerblauwe pantalon, licht overhemd en een bewerkte stropdas. Daarin verschilt hij van andere psychiaters.

Zijn consulten lopen vaak uit. Waardoor ik – geheel tegen mijn zin - nog langer in die bedompte wachtkamer zit. Posters met informatie over hulplijnen, workshops en de cursus ‘in de put, uit de put’, gapen me aan. Regelmatig lopen behandelaren even in en uit. Het koffieapparaat staat er namelijk ook. Sommigen zeggen gedag, anderen niet. Was ík maar weer aan het werk. Liep ík maar weer gewoon als vanouds de wachtkamer binnen voor een kopje koffie. Het zweet staat nu in mijn handen. Jij komt nooit meer aan het werk. Jij hebt het verknald. Ik focus op de flatscreen aan de muur. Het Haagse nieuws in 5 minuten. Dat Diederik Samsom de politiek verlaat was al honderd keer voorbij gekomen en herhaalt zich als een mantra.

Mijn psychiater knikt naar me, halverwege de gang. Het signaal dat het mijn beurt is. Steeds als ik hem zie heb ik het gevoel dat ik hem al jaren ken. Hij begrijpt altijd wat ik bedoel in tegenstelling tot veel anderen die normaliter dichterbij staan. Thuis praat ik in gedachten met hem. Ik vertel hem hoe ellendig ik mij voel en hoe ik spugend van angst elke ochtend mijn bed uit strompel. Met hem praat ik en met God. ‘Besef je eigenlijk wel hoe ziek je bent?’ vraagt hij. Na maanden van ontkenning begin ik langzaam te geloven dat ik een ernstige depressie heb. Het is mij overkomen. Ik ben patiënt. Het sloop mijn leven binnen en ging van niets naar alles overheersend. En allesbepalend. Die afschuwelijke depressie is er continu. Of ik besef hoe erg het is? Het duizelt me en ik raak in de war. Het gesprek neem ik nu van een afstand waar en zijn stem klinkt schel en hol. Het maakt mij misselijk van angst. De depressie zuigt mij mee naar alles wat dood is of dood moet. Het heeft mij totaal in zijn macht. Mijn psychiater kijkt bedachtzaam. ‘Je kan hier niets aan doen’, zegt hij. ‘En het blijft niet altijd zo hè? Er komt ook een tijd dat het weer beter zal gaan’. Even voel ik een sprankje hoop. Het doet me denken aan mijn favoriete lied van de band Sela. ‘U geeft een toekomst vol van hoop; dat heeft U aan ons beloofd. Niemand anders, U alleen, leidt ons door het leven heen’. Eerlijk gezegd denk ik dat ik bijna ga. De dood zit overal. In elk snoer dat ik tegenkom. Bij elke pillendoos en elke trap. De weerstand verliest langzamerhand zijn grip. ‘Bedenk dan als je zicht verliest, je loopt in Iemands zicht’. Het consult is voorbij. Met een nieuw recept vastgeklemd in mijn trillende, bezwete handen loop ik naar mijn fiets. 

 

Elsje Moerdijk is ervaringsdeskundige en Gz-psycholoog

god psych en ik god psych en ik