Een trauma is dus méér dan het meemaken van een nare gebeurtenis

Luuk Verjonghen

Een kleine ’PTSS voor dummy’s’

 

Twee keer ben ik overvallen in mijn leven, tweemaal op totaal verschillende plekken, tweemaal in totaal verschillende omstandigheden. Vooral de tweede keer had heftige gevolgen, misschien wel juist omdat het de tweede keer was. Ik had aanhoudende nachtmerries, een aankondiging van een programma als ‘opsporing verzocht’ deed me de stuipen op het lijf jagen. Zelfs kijken naar crime-series, vroeger een favoriete bezigheid, durfde ik op een gegeven moment niet meer. Ook plekken die maar een béétje leken op de plek waar de tweede overval had plaatsgevonden, ging ik steeds meer uit de weg, tot ook de straat waar ik woonde daar bij ging horen en ik alleen naar buiten ging als het echt niet anders kon. Uiteindelijk ben ik, schoorvoetend, in therapie gegaan. Mijn klachten zijn grotendeels verdwenen en ik functioneer weer als voorheen. Alleen in het Arnhemse Sonsbeek - waar de tweede overval plaatsvond - durf ik me in het donker niet meer te vertonen.

En toen kwam de vraag om voor dit magazine een stuk over trauma’s te schrijven. Als ‘ervaringsdeskundige’ was ik er van overtuigd dat ik daar voldoende van af wist, om de eenvoudige reden dat ik het zelf had meegemaakt. Mijn plan was dan ook om mijn eigen ervaringen te mengen met één of twee interviews met mensen die óók getraumatiseerd waren (geweest) en zo gedrieën een mooi palet te vormen van mogelijke trauma’s en de gevolgen daarvan. Als voorbereiding las ik een aantal interviews, bekeek YouTube-filmpjes en sprak met bevriende therapeuten. En toen liep het plan spaak. Ik bleek een leek, ik wist van niks. Mijn trauma blijkt van het enkelvoudige type te zijn, vaak goed behandelbaar zonder blijvende schade. Meestal gaat het daarbij om incidenten: een verkeersongeluk of (zoals in mijn geval) een overval. In hetzelfde rijtje, maar ernstiger, passen slachtoffers van verkrachting en poging tot moord, die het doorgaans moeilijker hebben om de traumatische gebeurtenis achter zich te laten.
Hoe intens en invaliderend de gevolgen voor mij ook waren, ik ben weer gewoon aan het werk, behalve een avondwandeling in park Sonsbeek kan ik alles weer doen, mijn relatie is er niet door veranderd. Ondertussen weet ik dat het veel erger kan.

Vroegkinderlijke trauma’s

Het meest schokkend vond ik de verhalen van vroegkinderlijke trauma’s. Mensen die in hun jeugd ernstig verwaarloosd zijn, mishandeld of misbruikt en daar levenslang de problemen van meedragen. Bij hen is het vertrouwen in mensen kwetsbaar, als het er al is. Niet onbegrijpelijk als je in een omgeving opgroeit die onveilig is en waar ‘liefdevol aanhalen’ een sterke associatie heeft met dreigend geweld of verkrachting. Het gevolg laat zich raden, want op latere leeftijd is die associatie niet zomaar verdwenen. Elke poging tot intiem contact gaat onherroepelijk gepaard met heftige angst, woede of verdriet.
De maatschappij maakt het hier niet altijd makkelijker. Wie vertelt dat hij vroeger werd misbruikt, kan niet altijd op begrip rekenen, eerder op ongeloof. Het helpt daarbij niet dat herinneringen over die periode vaak ver zijn weggestopt in onze herinnering, lang-verleden tijd bovendien, waardoor de bewijsvoering vaak niet te leveren is. Zo stapelt een gevoel van miskenning en onbegrepen worden zich nog eens bovenop de toch al niet geringe problematiek.
Een paar jaar terug was Griet op den Beek een ongewild voorbeeld van dit maatschappelijk onvermogen. In haar boek ‘Gezien de feiten’ maakte zij aannemelijk als kind misbruikt te zijn. Zij kon het zich weliswaar niet herinneren, maar haar zus was wel degelijk misbruikt en veel wees er op dat het ook Griet was overkomen. De reacties waren niet mals. ‘Aandachttrekkerij’ was nog één van de vriendelijkere bewoordingen, de mogelijkheid dat haar verhaal correct was, werd door velen bij voorbaat uitgesloten.

De volgende generaties

Een tweede openbaring was voor mij trauma’s die zó hevig zijn dat kinderen en zelfs kleinkinderen er onder gebukt gaan. Misschien naïef dat ik er van opkeek, want bij nader inzien had ik daar natuurlijk wel over gehoord: veteranen, politieagenten en brandweerlieden die thuis woedeaanvallen krijgen, gedrag vertonen dat zo beangstigend is dat iedereen thuis op de tenen gaat lopen, niet meer in staat zijn aan hun rol in het gezinsleven te voldoen. Natuurlijk krijg je daar als kind iets van mee.
Het geldt op een iets andere manier ook voor de kinderen van slachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog, waarvan familieleden omgebracht zijn in concentratiekampen. Kim la Croix, kleindochter van Jules Schelvis tegen de NOS over de oorlogsverhalen waar haar opa met afstand over sprak: ”Hij moet doodsbang geweest zijn, en ik verzon zijn angst er zelf bij”. Haar vader was juist zijn leven lang heel bang en vaak in de war. ”Angst is besmettelijk, dus ik werd daar ook angstig van.” Ze begreep als kind niets van zijn vreemde gedrag. In zijn platenzaak schreeuwde haar vader soms Duitse klanten de winkel uit. Ik heb bijna mijn hele leven dagelijks aan de oorlog moeten denken.”

Ik heb sterk de indruk dat de inzichten in dit soort trauma’s, die van opeenvolgende generaties, nog sterk in de kinderschoenen staan. Zo hoorde ik niemand over de (achter-)kleinkinderen van de slavenhandel, terwijl dat toch ook een heftige en zeer traumatiserende periode is geweest, te vergelijken en voor betrokkenen misschien wel ingrijpender dan de Tweede Wereldoorlog. Wel hoorde ik over vroegkinderlijke trauma’s van mensen met een Caribische of Surinaamse afkomst, maar dat dat mogelijk te maken had met trauma’s in de generaties daarvóór, leek een blinde vlek.

En verder….

Ik ga de problemen die ik ondervond als gevolg van de overvallen die ik meemaakte niet bagatelliseren. Het kostte me een jaar van mijn leven, een jaar waarin ik voortdurend angstig was en niet altijd even makkelijk voor mijn partner. Ik kijk niet met plezier op deze periode terug, ook al ligt hij ver achter me. Soms kan ik zelfs lachen om mijn angst voor het park Sonsbeek, al is dat als een spreekwoordelijke boer met kiespijn.
Ik heb het door het vóóronderzoek bij dit artikel, wat dus niet het artikel is geworden dat ik voor ogen had, mijn klachten wel gerelativeerd. Het kan altijd erger.
Wat me wel bevreemd is dat ‘mijn’ PTSS in hetzelfde hoofdstuk van de DSM-5 staat als de PTSS van die veteraan, of van dat incest-slachtoffer.

 

Dit blog is eerder gepubliceerd in de GGZ Totaal van 26 oktober 2020

meer dan meer dan