De ggz-beroepengids voor dummy’s

Eunora Schreum

Werken in de ggz, door de ogen van een buitenstaander

 

Laat me vooropstellen: ik ben een relatieve leek in de ggz. Ik heb wel een aantal keer met een psycholoog gesproken, vanwege een aantal hoogoplopende conflicten waar ik bij betrokken was, maar daar is het bij gebleven. Hoewel, nu ik dit blog aan het schrijven ben, vraag ik me af of het wel een psycholoog was, of één van die andere talloze beroepen die de ggz rijk blijkt te zijn.
‘Relatieve leek’ is overigens niet helemaal waar: ik werk sinds een paar maanden op de afdeling HRM van een grote ggz-instelling. Het kost me moeite om overzicht te krijgen over het (beroepen)veld en een aantal zaken snap ik gewoon niet.

Toen de hoofdredacteur van dit magazine mij belde (met vragen waar ik geen antwoord op had) bood ik aan dit artikel voor hem te schrijven. Het leek me een goede manier om dat overzicht te krijgen en zelf op zoek te gaan naar de antwoorden op de vragen die hij had. Nuttig voor mijzelf, nuttig voor mijn collega’s en makkelijk voor de hoofdredacteur. Nu, vier weken later, zie ik door de bomen het bos niet meer. Terwijl ik ondertussen wel personeel werf en in de wereld van de HRM niet onbekend ben. Ik snap ondertussen wel waaróm ik het niet altijd snap.

Zes beroepsgroepen

Het startpunt leek redelijk overzichtelijk. Minister Borst voerde destijds een inmiddels wat verouderde, maar nog zeker bruikbare, indeling in. Die gaat uit van zes ‘blokken’ aan beroepen: medici, psychologen, verpleegkundigen, agogen, vaktherapeuten en ervaringsdeskundigen. Ondersteunend personeel laat ik even achterwege, het is al ingewikkeld genoeg. Waarmee ik natuurlijk niet wil zeggen dat dat ondersteunend personeel niet belangrijk is, verre van dat. Maar het gaat nu even over de behandelende disciplines.
Ik dacht groepsgewijs elk ‘blok’ te kunnen onderverdelen in aparte opleidingen, specifieke deskundigheden en plekken waar een dergelijke discipline werkzaam is. Maar toen begon de verwarring.

Beschermd of niet beschermd, dat is de kwestie

Waar ik me het meest over heb verbaasd, is de onduidelijkheid over de erkenning en de bescherming van titels. Hoe minder medisch een beroep georiënteerd is, hoe groter de onduidelijkheid over de bescherming van de titel, zo is mijn indruk. Medici en paramedici zijn ingeschreven in het Big-register (Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg), jezelf arts noemen of verpleegkundige zonder de vereiste papieren is simpelweg strafbaar. Zodra beroepen meer psychologisch of psychiatrisch van aard zijn, wordt het minder duidelijk.
Tot mijn verbazing bleek bijvoorbeeld dat iedereen zich psycholoog mag noemen, de titel is niet beschermd. Als een soort van alternatief heeft de beroepsvereniging van psychologen, het NIP, daarom de titel Psycholoog-NIP ingevoerd en geregistreerd. Je mag jezelf alleen Psycholoog-NIP noemen als je de studie psychologie hebt gevolgd. Maar in mijn kennissenkring kent niemand die titel, terwijl het Big-register bij de meesten nog wel een lampje doet branden.

Toen stuitte ik op de psychotherapeut. Psychotherapeut word je, als je na de studie psychologie nog vier jaar een, tamelijk intensieve, opleiding volgt. Er zijn meer mogelijkheden, maar dit is de meest gangbare. De psychotherapeut is opgenomen in het Big-register en zodoende wel degelijk een beschermde titel. Dat leek niet in lijn met mijn analyse, die er op neerkwam dat de medische wereld zich beter beschermd weet dan de psychologische. Nader onderzoek leerde echter dat de psychotherapeut van oorsprong wel degelijk een medische discipline is. Psychotherapie ontstond namelijk al in de jaren ’30 van de vorige eeuw en was van oudsher een exclusieve behandelmethode die werd uitgeoefend door een kleine groep psychiaters. In de jaren zestig kwamen daar ook personen met een niet-medische opleiding bij, zoals psychologen. Onder strikt toezicht van de psychiaters overigens, maar dat terzijde. In 1998 werd psychotherapie in het Big-register opgenomen en is de titel wettelijk beschermd.
Voor de liefhebbers van ‘weetjes’: psychiaters die hun opleiding begonnen vóór 1998, konden zich zondermeer inschrijven als psychotherapeut, zonder de specialistische opleiding te volgen. Basisartsen kunnen, zonder enige psychologische kennis, ook starten met de opleiding psychotherapie.

Het bedrijven van psychotherapie maakt je nog geen psychotherapeut

Mijn analyse was dus niet helemaal ontkracht. Sterker, ondanks de Big-bescherming van de titel psychotherapeut blijkt er een gangbare ontsnappingsroute te bestaan, die in de medische wereld waarschijnlijk niet mogelijk was geweest. In mijn speurtocht kwam ik de ‘praktijk voor psychotherapie’ tegen. Dat bleek vreemd genoeg niet per se hetzelfde als een ‘praktijk met psychotherapeuten’.
Sommige vrijgevestigde therapeuten hebben de Academie voor Psychotherapie gevolgd, een Europese opleiding die geen Big-registratie geeft. Het zijn dus geen ‘echte’ psychotherapeuten, al zal ik me met die opmerking niet geliefd maken.
Het verwarrende zit er in, dat de titel van psychotherapeut weliswaar beschermd is, maar het bedrijven van psychotherapie niet. Psychotherapie is geen ‘voorbehouden handeling’, iedereen mag het doen. Dus een ‘praktijk voor psychotherapie’, daar kúnnen psychotherapeuten werken, maar het hoeft niet. Je kunt de vraag opwerpen of het juridisch opzicht niet gezien kan worden als ‘aanzetten tot dwaling’ om jezelf zo te noemen, maar voorlopig mag het. Want, wat zou er gebeuren als ik, zonder arts te zijn, een ‘Praktijk voor Artsenij’ zou starten? Ik vermoed dat ik binnen no-time de inspectie op mijn dak zou hebben.

Gespecialiseerd of niet gespecialiseerd, dat is de kwestie

De volgende onduidelijkheden die ik tegenkwam, lagen bij de verpleegkundigen. Gespecialiseerde verpleegkundigen blijken iets anders te zijn dan Verpleegkundig Specialisten (VS, mét hoofdletters). Een gespecialiseerd verpleegkundige heeft een vervolgopleiding gevolgd, vaak geaccrediteerd door het College Ziekenhuis Opleidingen (CZO), en heeft zich dus bekwaamd in een specifiek vakgebied, zoals oncologie, cardiologie of intensive care. In het Big-register vind je dat niet terug.
Verpleegkundig Specialist mag je jezelf alleen noemen als je beschikt over een Master Advanced Nursing Practice of een Master of Science én geregistreerd bent in het Big-register als Verpleegkundig Specialist. In het BIG-register staat vermeld in welke van vijf categorieën de Verpleegkundig Specialist zijn specialisme heeft: één van de vijf is ‘Geestelijke Gezondheidszorg’.

Binnen de psychiatrie zijn meerdere verpleegkundigen gespecialiseerd in geestelijke gezondheidszorg: de ouderwetse B-verpleegkundigen (die bijna allemaal met pensioen zijn), er zijn psychiatrische verpleegkundigen op Mbo-niveau (via een Beroeps-Opleidende-Leerweg of een Beroeps-Begeleidende-Leerweg) en Hbo-niveau, er zijn verpleegkundigen met een post-Hbo-diploma: de SPV. Zie het betreffende artikel in dit magazine.
In mijn leken-ogen bijzonder: in het Big-register staan ze allemaal ingeschreven als ‘Verpleegkundige’, ongeacht de opleiding. De Mbo-opgeleide verpleegkundige heeft in het register dus dezelfde status als de post-Hbo opgeleide Sociaal Psychiatrisch Verpleegkundige. De Verpleegkundig Specialist heeft diezelfde status, maar is in het register nog wel te herkennen doordat hij een aantekening van zijn specialisme heeft.

Beroepen en functies

Voor iemand die als relatieve leek de ggz binnenwandelt, en de meeste cliënten doen dat, is het een rommelige wereld waar je binnenkomt. Om redenen waarvan ik de historie niet goed kan achterhalen wordt het begrip ‘functie’ veelvuldig losgekoppeld van het begrip ‘beroep’. Zo kom ik in personeelsadvertenties de vraag tegen om ‘woonbegeleider’ (gevraagd: HBO-opleiding Maatschappelijk Werk & Dienstverlening (MWD), SPH of Verpleegkunde), maar ook sociotherapeut (HBO werk- en denkniveau en een relevante opleiding - op Mbo-niveau). Opvallend dat de formulering bij artsen doorgaans is ‘Psychiater voor de functie van …’).
Bij de Poh-ggz lijkt het einde helemaal zoek: dat kan een psycholoog zijn, een verpleegkundige, een SPV, een maatschappelijk werker, een vaktherapeut en in een enkel geval zelfs iemand zonder enige opleiding in de ggz. Ter vergelijking: de ‘huisarts’ is altijd een ‘huisarts’. Wel zo duidelijk.
Zelf dacht ik overigens altijd dat de ‘P’ van Poh voor ‘psycholoog’ stond, maar het blijkt voor ‘praktijkondersteuner’ te staan. Gelukkig maar, want ‘de psycholoog bij de huisarts’ blijkt in de meeste gevallen een (sociaal psychiatrisch) verpleegkundige te zijn en geen psycholoog. Hoe onduidelijk wil je het hebben?

De psycholoog

Ik moet nog even terugkomen op het beroep van psycholoog. De vierjarige studie psychologie blijkt te kunnen worden afgerond zonder ook maar één patiënt te hebben gezien. Als je ervaring op waarde weet te schatten, en dat zou in de ggz wel moeten, stelt het diploma dus niet zoveel voor. Toen ik dit hoorde, begreep ik pas waarom vrijwel elke psycholoog die in de ggz werkt een vervolgstudie doet: GZ-psycholoog, Klinisch Psycholoog, Psychotherapeut, Neuropsycholoog of Testpsycholoog, om de belangrijkste maar te noemen.

Sinds een aantal jaren is er ook een Hbo-variant: de studie Toegepaste Psychologie. De naam lijkt bijna een sneer naar de universitair opgeleide collega’s, die immers ‘gewoon psychologie’ studeren. In deze Hbo-variant wordt vanaf het tweede jaar stage gelopen. Die stages kunnen uiteraard verschillen, maar de Toegepast Psycholoog heeft bij zijn afstuderen in ieder geval praktijkervaring opgedaan.
Hbo-psychologen zijn nog relatief zeldzaam binnen de ggz. Dat is deels doordat de studie relatief nieuw is - er zijn nog niet heel veel mensen afgestudeerd - maar ook is het nog niet volledig mogelijk hun werkzaamheden te declareren bij de zorgverzekeraar. Dat duurt doorgaans even bij nieuwe beroepsgroepen: de lobby van de gevestigde orde is niet te onderschatten.
De verwachting is dat hun aantal in de komende jaren zal toenemen: het personeelstekort in de ggz zou er voor een deel mee opgelost kunnen worden.

Tot slot

Ik ben in dit overzicht niet verder gekomen dan het benoemen van een aantal fenomenen die het maken van een overzicht bemoeilijken. Dat lijkt misschien niet interessant, het hoort tenslotte bij mijn werk om dat overzicht uiteindelijk wél te krijgen. Maar het lijkt mij, dat de gemiddelde cliënt die te maken krijgt met de ggz, dat overzicht óók niet heeft. In tegenstelling tot mij zal die niet de tijd en de rust hebben om zich dat overzicht eigen te maken. In het kader van de transparantie zou meer duidelijkheid gewenst zijn. Er is weliswaar een veelheid aan keurmerken en erkenningen, maar ook hier geldt, dat voor buitenstaanders niet altijd duidelijk is welke erkenning waarde heeft en welke niet.

Persoonlijk ben ik van mening dat Minister Borst indertijd een goede aanzet heeft gegeven met haar indeling in zes ‘blokken’ van beroepen. Desondanks blijft het voor mij, als relatieve buitenstaander, een onoverzichtelijk geheel. Of dat de ggz te verwijten is, of dat het bij de aard van het werk hoort, daar ben ik nog niet achter.

Tot slot mijn excuses aan al die andere uiterst nuttige disciplines die hier niet ter sprake zijn gekomen. Ik denk dan vooral aan de vaktherapeuten, de ervaringsdeskundigen, de medici en de ggz-agogen. Een aantal zal elders in dit magazine in beeld komen, zo heb ik begrepen. In grote lijnen geldt voor hen hetzelfde als voor de disciplines die in dit artikel genoemd worden: het is voor buitenstaanders lang niet altijd duidelijk welke functie bij welke opleiding hoort.

 

Eunora Schreum is een pseudoniem. De echte naam is bij de redactie bekend.
Dit blog is eerder gepubliceerd op 24 februari 2020

7.50 - chaos (XXX) 7.50 - chaos (XXX)