Een wereld waarin het woord ‘samenwerking’ te lang niet in het vocabulaire voorkwam

 

Den Haag: regionale samenwerking moet wachttijden ggz oplossen

 

Zo stroperig als iemand met psychische problemen in Nederland naar een behandeling wordt geleid, zo langzaam loopt ook de landelijke aanpak van de wachtlijsten in de ggz. Dat bleek uit het overleg  van de Tweede Kamer-commissie VWS op 19 november. Staatssecretaris Paul Blokhuis heeft een waaier aan maatregelen in het leven geroepen, maar die lijken niet veel vruchten af te werpen. Nog niet, denkt de staatssecretaris. Het roer hoeft niet om. Blokhuis blijft inzetten op regionale aanpak en het proberen om spelers te motiveren om meer samen te werken. Dat moet via zogenaamde ‘transfertafels’, naar Rotterdams voorbeeld. Een systeem van regionale triageteams moet eind volgend jaar in heel Nederland zijn uitgerold. De NZa en de IGJ gaan toezien op samenwerking. Transparantie is daarbij cruciaal. Er komt per 1 januari een wettelijke regeling die instellingen met meer dan tien werknemers verplicht om inzage te geven in hun wachttijden. Per 1 januari 2022 komt er dan een transparantieregeling per individuele wachtende, zodat ook zichtbaar is of personen op meerdere wachtlijsten tegelijk staat. Tot slot is er behoefte aan zoiets als ‘regionale doorzettingsmacht’, maar daar zitten zoveel haken en ogen aan dat realisatie nog lang niet in zicht is.

 

Het zijn de belangrijkste wapenfeiten uit het overleg van afgelopen donderdag. De frustratie over de langzame aanpak druipt er vanaf tijdens de vergadering, niet alleen bij alle oppositie- en coalitiepartijen maar ook bij de staatssecretaris zelf.  “Al jaren geleden was de Algemene Rekenkamer vernietigend over de wachtlijsten in de ggz”, merkt PvdA-kamerlid John Kersten op. Zijn VVD-collega Kelly Regterschot verzucht dat er al zo vaak aan de bel is getrokken, “maar hoeveel mensen zijn er nou eigenlijk beter en sneller geholpen in de ggz?”. Waar in de generalistische geestelijke zorg de Treeknormen nog wel gehaald worden, is de problematiek vooral in de specialistische ggz urgent. Volgens de Treeknorm moet iedereen die zich aanmeldt voor de ggz binnen vier weken een intakegesprek krijgen. Volgens Landelijk Platform Psychische Gezondheid MIND (https://mindplatform.nl/media/5462/download/20-066%20brief%20cie%20VWS.AOGGZ.MIND.pdf?v=1) is de gemiddelde wachttijd in de sggz ongeveer twee keer zo lang. Voor sommige aandoeningen is die niet meer in weken uit te drukken – voor autisme gelden soms behandelwachttijden van een jaar! Dagelijks ontvangen Kamerleden schrijnende mails van mensen die geen zorg krijgen en familieleden die problemen alleen maar zien verergeren, zo tonen Wim-Jan Renkema van GroenLinks en Carla Dik-Faber van ChristenUnie.

 

Betrokkenheid

De problemen verschillen sterk per regio. In de vier regio’s waar de wachtlijsten structureel het hoogst zijn – Arnhem, Zuid-Limburg, Flevoland en Amsterdam – hebben de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en de Inspectie Gezondheidszorg en jeugd (IGJ) onderzoek gedaan naar de gebrekkige samenwerking. De toezichthouders spraken met ggz-aanbieders, huisartsengroepen en zorgverzekeraars. Uit het rapport dat kort voor het Kamerdebat werd uitgebracht (https://www.igj.nl/zorgsectoren/geestelijke-gezondheidszorg/nieuws/2020/11/12/wachttijden-in-geestelijke-gezondheidszorg-oplossen-door-betere-samenwerking-in-regio%E2%80%99s) blijkt dat zorgaanbieders en zorgverzekeraars nauwelijks beeld hebben van wat zij aan elkaar hebben en van elkaar kunnen verwachten. Er wordt niet gekeken naar instroom (verwijzing van huisarts naar ggz), doorstoom (binnen ggz) en uitstroom (van ggz naar sociaal domein en/of eerstelijnszorg). Meestal is er ook niet afgesproken wie de regie heeft. In bijna alle regio’s zijn regionale taskforces ingericht, maar de betrokkenheid daarbij – vanuit zowel ggz-aanbieders als zorgverzekeraars – is wisselend. Opvallend daarbij is dat kleinere aanbieders en privépraktijken uberhaupt nooit aanwezig zijn bij taskforces over wachttijden, zo concluderen NZa en IGJ.

 

Transfertafel

De toezichthouders keken ook naar succesfactoren bij regio’s waar het wel goed zou gaan. In het Kamerdebat wijst staatssecretaris Blokhuis dan ook op een aantal ‘witte raven’. Het beroemdste voorbeeld is de zogenaamde ‘transfertafel’, een project in Rotterdam waarin verzekeraar VGZ en ggz-instelling Parnassia samenwerken met huisartsen en andere (grotere en kleinere) zorgaanbieders. Daarbij is iedereen die op een wachtlijst stond opgebeld om te informeren naar hun hulpvraag. Sommigen waren al ergens in behandeling, anderen stonden op meerdere lijsten tegelijk. Door bij iedereen een passend aanbod te zoeken en cliënten te vragen of ze eventueel wilden overstappen is een deel van de wachtlijst ‘verdampt’. Toch zijn er uiteindelijk maar ongeveer dertig mensen daadwerkelijk sneller geholpen, veel minder dan gehoopt, moest ook Paul Blokhuis toegeven. “Het succes zit ‘m eerder in het feit dat partijen elkaar nu eindelijk weten te vinden. Ze kiezen voor samenwerking in plaats van concurrentie en marktwerking”, aldus de staatssecretaris. De andere witte raven zitten in Zuid-Limburg (CZ en Vincent van Gogh), Midden-Brabant (CZ en GGZ Breburg) en Nijmegen (VGZ en ProPersona). In de regio’s waar de samenwerking minder voortvarend loopt zullen zogenaamde ‘versnellers met een mandaat’ worden ingezet. Behalve de vier bovengenoemde probleemregio’s zijn dat Groningen, Drenthe, Apeldoorn/Zutphen, Nijmegen en Rotterdam – allemaal met een gemiddelde wachttijd boven de Treeknorm van veertien weken. Hoe de inhoudelijke rol van de versnellers eruit gaat zien is in de Tweede Kamer nog niet besproken. De Staatssecretaris vat de problemen die hij daarbij tegenkwam samen met: “Ik heb in de afgelopen drie jaar gemerkt dat ik in een wereld ben gestapt, waarin veel goede hulpverleners actief zijn, maar ik merk ook dat ik in een wereld aan het werk ben waarin te lang het woord ‘samenwerking’ niet in het vocabulaire voorkwam.”

 

Doorzettingsmacht

Het meest abstracte punt van het Kameroverleg is de ‘regionale doorzettingsmacht’.  Iedereen is er over eens dat er een regisseur moet komen met beslissingsbevoegdheid, die bij voorkomende gevallen instellingen kan verplichten cliënten aan te nemen of juist mensen behandeling toewijst in de eerste lijn of hulp in het sociaal domein. Paul Blokhuis: “We denken hierover na met zorgaanbieders en zorgverzekeraars. Ook MIND, de Landelijke Huisartsenvereniging en de Vereniging Nederlandse Gemeenten denken mee. We praten hier in december over verder. Het is een hele lastige opgave, want de doorzetting strekt zich uit over verschillende domeinen. De zorgkantoren zijn namens de Wet langdurige zorg betrokken, de gemeenten vanwege Wmo en sociaal domein en de ggz vanuit de zorgverzekeringswet. Er is niet één persoon die over alle domeinen zeggenschap heeft.” Bovendien hebben veel instellingen aangegeven niet veel te zien in het systeem en de juridisch-administratieve regeldruk die daarbij komt kijken, zo opperen verschillende Kamerleden. “Dit is zeer weerbarstige materie, ik vind et teleurstellend dat we nog geen doorbraak hebben”, schreef Blokhuis al in oktober in een brief aan de Tweede Kamer (https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/kamerstukken/2020/10/13/kamerbrief-over-vervolgaanpak-wachttijden-ggz/kamerbrief-over-uitwerking-vervolgaanpak-wachttijden-ggz-en-overige-onderwerpen-met-betrekking-tot-de-ggz.pdf .). De Kamer kan niet anders dan dat onderschrijven. Het geduld lijkt echt wel op. Kamerlid Joba van den Berg van het CDA vat de frustratie kernachtig samen: “Iedereen zegt ‘we willen wel’, maar het lukt allemaal niet. Heeft aansturen op samenwerking dan wel zin?” Maar om het adagium ‘minder marktwerking, meer samenwerking’ handen en voeten te geven door het hele ggz-stelsel aan te pakken – zoals vooral de linkse coalitiepartijen voorstellen – gaat de Kamer en de staatssecretaris een stap te ver. Liever wachten ze de uitkomsten van deze maatregelen af.   

740 - kamerdebat2 740 - kamerdebat2