Laat me toch niet gek zijn, verhaal van een rafelende geest

 

Johan Atsma recenseert het boek van A.K. Benjamin

 

Enig in zijn soort, iets anders schoot me niet te binnen na het lezen van ‘Laat me toch niet gek zijn, verhaal van een rafelende geest’.

A.K. Benjamin (pseudoniem) brengt mij tijdens het lezen van zijn boek met enige regelmaat in verwarring. In een boek dat meeslepend geschreven is in een zeer persoonlijke stijl, soms aangrijpend, soms abstract en ongrijpbaar, neemt Benjamin de lezer mee in de wereld van de menselijke psyche. Hij neemt je mee in de spreekkamer van een neuropsycholoog. Hij neemt je mee in het hoofd van een ander, hij neemt je mee in zijn eigen (?) hoofd, hij zet je daarmee aan het denken, want je gaat in toenemende mate mee in zijn denkproces dat gedurende het boek ook een persoonlijke zoektocht wordt. Een zoektocht naar zichzelf, naar gekte, naar afwijkend gedrag, van zijn cliënten, maar ook van hemzelf en anderen. Wanneer ben je nou gek? Wanneer past een diagnose? Waar ligt de grens tussen gek en gewoon? Allemaal grote vragen in een complex boek, geschreven in een uitbundige persoonlijke stijl vol krachtige en beeldende zinnen die, wanhopig lijkt het soms, onder woorden willen brengen wat er op je af komt als therapeut en als betrokken mens. En niet in de laatste plaats wat dat ook allemaal met je doet.

Het is dan ook niet voor niets dat Benjamin met enige regelmaat King Lear naar voren haalt, De door Shakespeare in leven geroepen tragische held die zijn 3 dochters geheel verkeerd inschat en dientengevolge ten onder gaat. Het gaat bij Lear om het inschatten van de ander, maar ook de kwetsbaarheid van het eigen ego. Dat levert in dat drama een explosief en dodelijk mengsel op. Ook in ‘laat me niet gek zijn’ gaat het over inschatten en begrijpen van de ander en over de eigen kwetsbaarheid. Zaken gaan schijnbaar en soms ook werkelijk door elkaar heen lopen. Daar speelt dit boek mee, met als effect dat je meegaat in het beleven van een betrokken therapeut die twijfelt. Aan diagnosticeren, aan zichzelf, aan de ander.

“Wanneer een arts zich aan het opschrijven van gevalsbeschrijvingen zet, kan hij net zo goed iets uit zijn duim zuigen, zo weinig relevantie heeft het met wat zich werkelijk in de spreekkamer afspeelt. Als je, zoals Philip Roth zegt, iemand verkeerd inschat voordat je hem kent, en opnieuw als je hem leert kennen, en nog eens als je achteraf op die ontmoeting terugkijkt, kun je bij het uitschrijven net zo goed van voren af aan beginnen. Namen en details moeten worden veranderd, maar daar hoeven we het niet bij te laten. Fictionaliseren is tot op zekere hoogte onvermijdelijk; in gelijke mate noodzakelijk en vervuilend: met verbeelding kan de volgende patiënt geholpen zijn.”

Gaandeweg sluipt de persoonlijke problematiek van de neuropsycholoog die dit alles meemaakt verweven in de verhalen. In dat woud van professionele en persoonlijke ervaringen raakt hij de grip op zijn functioneren in het werk en in zijn persoonlijke leven in toenemende mate kwijt.

Het laatste hoofdstuk heet niet geheel toevallig “Ik” waarbij de alinea’s dagen aangeven die in een retraite in meditatie worden doorgebracht door de neuropsycholoog die overspannen is geraakt. Hij raakt daar definitief de draad kwijt, zo lijkt het in ieder geval. De epiloog behelst een behandelingsgeschiedenis in hulpverleningsformat die er niet om liegt; vallen hulpverlener en cliënt hier samen? Met een korte overpeinzing vanuit de kroeg wordt als volgt afgesloten:

“wat jou betreft, lieve patiënt, vergeet nooit dat we om je geven. Onthoud dat – zolang je vermogen tot onthouden nog intact is – als je weer tegenover je behandelaar zit, met zijn mooie pak, excentrieke vlinderdasje of scrubs (ziekenhuiskleding-red.), en hij je recht aankijkt, je vraag met een milde, lichte, bewonderende en dan ineens felle, duister dadersblik ontvangt, en jij je afvraagt wat hij denkt, als hij al iets denkt.”

Een niet vrolijk stemmend boek dat vragen oproept en tot nadenken stemt. Fascinerend!

 

A.K. Benjamin: Laat me toch niet gek zijn, verhaal van een rafelende geest.
263 pagina’s; Uitgeverij AtlasContact; ISBN 978 90 450 3659 5; prijs € 21,99

****-

laat me toch laat me toch