Komt het nog goed met de Jeugdhulp?

Door: Willem Gotink

Over rode cijfers en administratieve lasten

 

Er wordt veel geschreven over de Jeugdhulp. Dat dat meestal niet in positieve zin is, is vervelend, want de jeugd heeft de toekomst. Oók de jeugd met problemen, want die problemen gaan mee naar de toekomst als ze niet worden opgelost. Dat hoeft overigens niet altijd door professionals te gebeuren, maar als die wél nodig zijn, moet het zo optimaal mogelijk gebeuren. En dat lijkt op het moment problematisch.

Overigens is Jeugdhulp een breed begrip. In Jeugdhulp: een oerwoud aan voorzieningen’ probeert Jeannet Appelo zicht te krijgen op wie zich allemaal met de jeugd bezighoudt. Dat lukt haar maar gedeeltelijk.

Vorige week kwamen Intrakoop en Verstegen accountants naar buiten met de  jaarverslagen-analyse over 2018 (https://www.ggztotaal.nl/nw-29166-7-3739429/nieuws/kwart_jeugdzorginstellingen_schrijft_rode_cijfers.html?page=1) van maar liefst 218 jeugdzorg-instellingen. Een kwart schreef rode cijfers, was een belangrijke bevinding.

Eerder deze maand schreven tien organisaties die betrokken zijn bij de Jeugd-ggz een brief aan de Tweede Kamer (https://www.ggztotaal.nl/nw-29166-7-3738007/nieuws/onderzoek_naar_jeugd-ggz_mist_perspectief_kinderen_ouders_en_huisartsen.html?page=5), als voorschot op een nog te plannen debat over het rapport ‘De jeugd-GGZ na de Jeugdwet: een onderzoek naar knelpunten en kansen’, dat in juni uitkwam.
Dat rapport van het Nivel en het Nji komt op soortgelijke problemen uit als de analyse van Intrakoop en Verstegen: financiële problemen, personeelstekort, slechte toegang, veel administratie en bureaucratie.
De briefschrijvers merken daarbij op dat in het Nivel-onderzoek het perspectief van de kinderen en de ouders, en ook de huisartsen, de jeugdgezondheidszorg en de kinderartsen zijn niet zijn opgenomen. Ook bij de analyse van Intrakoop en Verstegen is dat niet het geval.

 

‘Op het eerste gezicht een financieel gezonde sector’
De onderzochte jeugdzorginstellingen waarvan Intrakoop en Verstegen de jaarverslagen analyseerden, hadden in totaal een omzet van ongeveer 2,5 miljard euro, 200 miljoen euro meer dan een jaar eerder. “Daarmee lijkt het op het eerste gezicht een financieel gezonde sector”, schrijven de onderzoekers. “Maar dat ligt genuanceerder: tussen 2014 en 2018 kregen organisaties die door de invoering van de Jeugdwet in financiële problemen kwamen, subsidie. Als dat niet was gebeurd zou het beeld er een stuk minder rooskleurig uitzien.”
Er komt gewoon te weinig geld binnen, zo lijkt het. En inderdaad: er is de afgelopen jaren veel geprocedeerd over de tarieven die gemeenten moeten betalen. Vrijwel alle instellingen vinden de tarieven te laag en een aantal kregen daarin van de rechter gelijk.  (https://www.ggztotaal.nl/nw-29166-7-3705920/nieuws/de_ggz_in_2018_jeugdzorg.html?page=2)


Administratie en bureaucratie
Het valt de onderzoekers bovendien op, dat vooral grotere organisaties met meer complexe zorgvragen, slechtere resultaten behalen dan kleinere instellingen met vaak een enkelvoudige zorgvraag.
“Dat komt onder andere omdat de grotere en gespecialiseerde instellingen met meerdere gemeenten te maken hebben”, aldus Ruud Plu, directeur/bestuurder van Intrakoop. “Vrijwel elke gemeente heeft eigen spelregels en vaak hanteren ze verschillende procedures. Hierdoor hebben grote instellingen relatief hoge administratie- en coördinatiekosten. Ook komen ze door de beperkte vergoedingen sneller in de problemen. Zij hebben immers een groter cliëntenbestand, waarvan een deel vaak complexere en duurdere zorg nodig heeft.”

Niet alleen de instellingen kampen met hoge administratie- en coördinatiekosten, ook de hulpverleners merken dat. Een belrondje langs vijf jeugdhulpverleners levert een terugkomende ergernis op: als iemand een intake heeft, voor hulp in aanmerking komt, dan is er soms nog twee uur papierwerk te gaan om de indicatie ook rond te krijgen bij de gemeente, die immers moet betalen. “Laatst had ik iemand die met spoed een voorziening nodig had, het heeft twee weken geduurd voor ik daar toestemming voor kreeg”, verzucht een hulpverlener. Verhaal halen bij de gemeente had geen zin: “De ambtenaar vindt dat hij het prima heeft gedaan, want volgens de regels”. Anderen hebben soortgelijke ervaringen, over eindeloze formulieren of traag overleg met de verantwoordelijke ambtenaar.

Het kost allemaal een hoop tijd en daarmee een hoop geld. Conservatieve schattingen hebben het over bijna een derde van het geld dat opgaat aan, grotendeels overbodige, administratie.

 

Personeelsgebrek
Een ander probleem waar de sector mee kampt, is een tekort aan personeel. Uit een peiling van de FNV, vorige maand vlak vóór de stakingen gehouden, blijkt waarom: werkers in de Jeugdzorg geven hun werk een magere voldoende, een 5,5. Ruim de helft vindt dat zij hun kennis en kunde niet voldoende kunnen inzetten.
92% overweegt weleens de sector te verlaten en een deel doet dat ook. Werkdruk, door 61% genoemd, is de belangrijkste oorzaak dat jeugdzorgwerkers uit de sector verdwijnen, volgens de peiling. Zes op de tien respondenten geeft aan dat de balans tussen werk en privé niet goed is en 63% kan het werk niet loslaten in hun vrije tijd. Daarnaast vindt 41% dat hij te weinig tijd heeft voor zorgtaken, 28% vindt de mentale en fysieke belasting van het werk te zwaar.

Niet vreemd dat het aantal vacatures toeneemt. Vooral de moeilijk vervulbare cliëntgebonden vacatures (vacatures die langer dan drie maanden open staan zonder dat een geschikte kandidaat wordt gevonden), dat aantal stijgt in 2018 zelfs met 34,2%. Ook het verzuimpercentage stijgt in 2018, van 5,1% naar 5,6%.

 

De transitie naar de gemeenten
In het rapport van het Nivel en het Nji wordt nog een zorgwekkende trend gesignaleerd. Sinds de invoering van de Jeugdwet, in 2014, zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de Jeugdhulp. Die moeten leren hun taak uit te voeren. “Maar”, concluderen de onderzoekers, “op dit moment ontbreekt het, gemeentes en landelijke overheid, aan bruikbare informatie om te sturen op inhoud. Bijvoorbeeld om te kunnen beoordelen of kinderen met psychische problemen of stoornissen worden geholpen conform de doelstellingen van de Jeugdwet. Daar is wel behoefte aan. Daarnaast zien we dat, met de toename in kosten voor de Jeugdhulp, gemeentes de ruimte voor het veld beperken om te innoveren en te leren om effectief samen te werken.”

Met zoveel woorden: de gemeenten en de landelijke overheid missen niet alleen de kennis om hun werk goed te doen, ze missen ook de ruimte om zich die kennis eigen te maken.
Er is weinig licht aan het einde van de tunnel.

 

Voetbalclub
Niet alleen op de zorg wordt bezuinigd, ook basale voorzieningen moeten het ontgelden, blijk in andere berichten (https://www.g40stedennetwerk.nl/nieuws/depla-het-kan-niet-dat-het-rijk-miljarden-overhoudt-terwijl-wij-moeten-nadenken-over-het) vanuit de gemeenten. Dat is meer dan zorgelijk voor jongeren met een psychisch probleem. De mogelijkheden om problemen op te lossen vóórdat er professionele hulp nodig is, worden óók minder.
“Bij de jeugdzorg worden jongeren niet meer naar de psychiater gestuurd, maar naar de voetbalclub”, zei toenmalig VNG-voorzitter Annemarie Jorritsma in 2014 tegen Forum, het tijdschrift van werkgeversvereniging VNO-NCW. Het werd niet helemaal duidelijk of ze dat wenselijk vond of een vervelend gevolg van de, toen nog komende, Jeugdwet. De uitspraak leverde haar in ieder geval veel kritiek op.
Anno 2019 lijkt het of voor een aantal kinderen de voetbalclub evenmin haalbaar is als de psychiater.

ad 2 ad 2