Je moet het maar durven, doodgaan 

Door: Lizanne

 

Door: Lizanne

 

Dag drie van mijn verblijf in de eetstoornissenkliniek: tijd voor een lesje psycho-educatie. Een kleurig taartdiagram getiteld ’prognose’ prijkt op het scherm. De sociotherapeut vertelt: ”een derde van de mensen met een eetstoornis komt er helemaal vanaf. Nog eens dertig procent wordt beter, maar blijft gevoelig voor een terugval.” In het oranje zien we de dertig procent die levenslang last zal houden van eetproblemen. De kleinste taartpunt is rood ingekleurd: tien procent gaat dood. ”Dat is één op tien”, zegt de sociotherapeut. En laten wij nu net met zijn tienen zijn. 

Onwillekeurig kijk ik om me heen, en probeer ik me de verhalen te herinneren bij al die nieuwe gezichten. Wie van ons tienen zal het zijn? Die sterke jonge vrouw die al vijf opnames achter de rug heeft, en nog steeds keihard vecht voor beter? Dat mooie slimme meisje van de modeacademie, die zo graag naar huis wil? Of die vrolijke meid die me deze eerste dagen onder haar hoede nam? Dan valt mijn oog op Eef, en weet ik dat zij het is. 

Nu, jaren later, vraag ik me wel eens af hoe ik het wist. Eef was niet de dunste van ons allemaal; het belangrijkste criterium waarop ik mijn groepsgenoten in die eerste dagen had gerangschikt. Ze was ook niet degene met de meeste opnames op haar anorexia-CV (criterium 2). 

Eef kan niet liegen, maar haar eetstoornis probeert het elke keer weer. Eef’s eten verdwijnt als sneeuw voor de zon van haar bord. Voor elk weegmoment drinkt ze water om haar groeilijn te halen. Ze ontkent het niet als ik ernaar vraag, maar eigenlijk hoef ik het niet eens te vragen; machteloos en beschaamd kijkt ze me dan aan. De kliniek waar we zitten is gestoeld op eigen verantwoordelijkheid: geen sondevoeding, geen dwang, en geen onaangekondigde slagroomtaarten. Voor elke kilo knok je helemaal zelf. Eef knokt wel, maar ze verliest elke keer. Ik wil haar knuffelen, slaan, vasthouden, en door elkaar schudden tegelijk. 

Een paar weken voordat ik met ontslag ga, gaat Eef. Ze heeft haar gewichtslijn voor de zoveelste keer niet gehaald, en heeft toen ook maar meteen opgebiecht dat ze er nog een paar kilo verder onder zit dan de weegschaal aangeeft. Niet geheel onverwacht wordt de behandeling stopgezet. 

In de jaren die volgen lopen de levens van Eef en mij verder en verder uit elkaar. Ik zet kleine stapjes voorwaarts, ga van kliniek naar dagbehandeling naar ambulant, pak mijn studie op, krijg een baan. Voor Eef volgt een reeks wachtlijsten, klinieken, rechterlijke machtigingen, ziekenhuizen, sondevoedingen, en gesloten afdelingen. Steeds als ik haar opzoek denk ik aan dat punt waarop we naast elkaar stonden, onze levens even parallel liepen. We keken allebei naar datzelfde taartdiagram. Zou ze hebben gedacht: ”Die 10%, dat ben ik”? 

Vier jaar na mijn ontslag sta ik bij Eef’s kist en pak ik haar koude hand. Hij voelt precies als Eef, koud en bottig. Ik aai haar wang, net zo koud. Je moet het maar durven, doodgaan.

 

*****************************************

Dit is één van de tien verhalen die de jury koos uit de inzendingen van onze verhalenwedstrijd. Lees hier meer over de wedstrijd, de mening van de jury en de andere negen verhalen (https://www.ggztotaal.nl/nw-29166-7-3731926/nieuws/de_mooiste_verhalen_van_onze_lezers.html?page=1).

je moet het maar durfen je moet het maar durfen