Syriëganger: overtuigd idealist of verward persoon?

Door: Hamp Harmsen

Ruim een kwart van de Syriëgangers heeft psychische problemen vóór vertrek.

 

Onderzoeker Anton Weenink van de Landelijke Eenheid van de politie, deed op basis politiedossiers een onderzoek naar Syriëgangers. Weenink concludeert in zijn onderzoek dat 28 procent van de 319 bij de politie bekende Syriëgangers kampt met geestelijke gezondheidsproblemen, uiteenlopend van schizofrenie, een verstandelijke beperking en een depressieve stoornis. 

 

Psychische problemen
De beschreven psychische problematieken in de politierapporten zijn niet waterdicht. In het onderzoek zijn bij 13% van de onderzochte personen ggz-problemen evident, bij 15% in de politiebronnen in enige mate. Volgens het onderzoek geeft dit een totaal van 28%. Maar de rapporten geven geen diagnoses, geen DSM classificaties. In onderzoek in het algemeen naar prevalentie ggz problematiek is bij ongeveer 8% in de onderzochte leeftijdscategorie sprake van psychische stoornissen. Volgens het onderzoek van Weenink wijst de uitkomst dus op een vaker dan gemiddeld voorkomen van psychische problemen onder Syriëgangers, voor zover dat uit politiebronnen was op te maken. In 25% van de gevallen gaat het om ernstige psychische stoornissen; onder radicale vrouwen in deze groep had zelfs 80% psychosociale problemen. Bekeerlingen, personen die van geloof zijn verandert, hadden relatief vaak in enige mate met psychische problemen te maken, namelijk in 53% van de gevallen, tegen 24% van de wedergeboren(herintreders). Samengevat, een substantieel deel van de Syriëgangers heeft te maken gehad met problemen met de geestelijke gezondheid.

 

Normaliteitsthese’
Het onderzoek ondergraaft de ‘normaliteitsthese’. De gangbare gedachte is namelijk dat uitreizigers richting conflictgebieden vaak een ‘normale’ achtergrond hebben. Edwin Bakker, hoogleraar terrorisme en contraterrorisme aan de Universiteit Leiden, is één van verspreiders van de normaliteitsthese waar Weenink zijn pijlen op richt. Bakker, die in 2017 het boek “Nederlandse jihadisten, van naïeve idealisten tot geharde terroristen” samenstelde, karakteriseerde de Syriëgangers eerder als ‘gewone jongens met gewone levens’. Ze zijn dus, in lekentaal, rakkers en geen stakkers.
Weenink betwist met zijn onderzoek deze normaliteitsthese. In de Volkskrant laat hij optekenen: ‘Hun gang naar Syrië is de zoveelste problematische fase in een leven dat altijd al problematisch is geweest’. ‘Zelfs in de criminaliteit waren ze niet succesvol, ze waren niet actief in de zware georganiseerde misdaad. Het zijn mensen die in het leven zijn vastgelopen en toch al niet zoveel te verliezen hadden.’
Wat Weenink betreft is er dus sprake van stakkers, zeker niet alleen van rakkers. 

 

Public Relations Politie
De politie is er, zoals ze zelf zeggen, voor een veilige samenleving, voor iedereen. Dat doen ze samen met partners en burgers. Ook bijvoorbeeld bij het bestrijden van extremisme en radicalisering. Met het onderzoek van Weenink in de hand lijkt de politie te zeggen: “Ggz, pak op die handschoen en help mee de samenleving veiliger te maken.”
In tegenstelling tot de normaliteitsthese zegt het onderzoek immers dat Syriëgangers afwijken op verschillende terreinen van het gemiddelde. Ze zijn meer dan gemiddeld lager opgeleid, werkloos of werkzaam aan de onderkant van de arbeidsmarkt en financieel niet zelfredzaam en ze komen vaker dan gemiddeld uit gebroken gezinnen en zijn ook vaker dakloos dan gemiddeld. Daarnaast hebben zij veel vaker criminele antecedenten dan gemiddeld en hebben zij in veel gevallen ook psychische problemen. Die gevarieerde problematiek vraagt volgens de politie gezamenlijke inzet vanuit meerdere disciplines en partners.
Logisch dus dat de politie hier naar de ggz wijst. Maar is dat terecht? Het lijkt of de politie, na de verwarde personen, een nieuwe groep richting de ggz duwt.

 

Rol ggz bij tegengaan radicaliseren 
Kan de ggz een rol vervullen bij het tegengaan van radicalisering en voorkomen dat inwoners uitreizen naar conflictgebieden en deelnemen aan een gewapende strijd? Naast de opkomst van Jihadisten is er vanuit de ggz in Nederland al langere tijd aandacht voor potentieel gewelddadige eenlingen, mensen over wie men zich ernstig zorgen maakt in relatie tot geweld en maatschappelijke ontwrichting. Een deel van de patiënten in de geestelijke gezondheidszorg is kwetsbaar voor groepsdruk, verleiding, snelle roem of wil een rol van betekenis hebben. Een aantal is kwetsbaar voor uitbuiting en is gemakkelijk te beïnvloeden. Er is aandacht voor nodig, juist in het belang van patiënten. En dat gaat ook op voor geradicaliseerde mensen met psychische problemen. Het lijkt dus legitiem te stellen dat de ggz een rol heeft te vervullen bij het meehelpen aan een veilige samenleving. Maar hoe? 

 

Zien en herkennen
“Alleen kan je niks, je moet het samen doen”, zei Johan Cruyff. En hij heeft gelijk. En als de politie met het publiceren van het rapport een hulpkreet de wereld in stuurt hebben ze ook gelijk en dan moet die noodkreet beantwoord worden. Maar weet de ggz wat ze moet doen, waar ze op moeten letten en hoe te handelen? Die zelfde Cruyff stelde ook dat je het pas gaat zien als je het door hebt. En met de “Groeten uit Syrië” op een kaart is dat mogelijk te laat.
Eén van de onderdelen die wel werkt als strategie bij het signaleren van radicaliseren en mogelijke uitreisplannen is het signaleren van waarschuwingsindicatoren. Daarvoor moet je, als professional, wel over kennis van die waarschuwingssignalen beschikken. Pas als je weet hoe je het kunt herkennen ben je in staat om het te voorkomen.
In de literatuur is een lijst van gecategoriseerde ‘indicatoren” van radicalisering te vinden (Meloy and Gill, 2016; Piner, 2013). Onze eigen Nationaal Coördinator Terrorisme bestrijding en Veiligheid spreekt over signalen van voorbereiding. Zijn er opvallende veranderingen op één of meerdere van de V-gebieden moet je je zorgen maken. In Amsterdam werken ze met zes V’s (Valuta, Verblijf, Voorbereiding, Voorwerpen, Vervoer en Valse documenten) en in Den Haag zelfs met acht V’s (Verblijf, Vervoer, Valuta, Valse documenten, Voorwerpen, Voorbereidingshandelingen, Veranderend gedrag en Verbindingsmiddelen).
Dit zijn grove kaders. Binnen die kaders heb je kennis nodig om een indicator te duiden. Daarbij wil je misschien wel samenwerken maar heb je te maken met allerlei wet- en regelgeving voor het delen van informatie en samenwerken. Best wel een dingetje. 

 

Ingrijpen
Interventies en het inschatten van het risico of iemand overgaat tot geweld vereisen specialistische kennis, aldus de Politie zelf. En als dat evident is moet je gewoon 112 bellen. Mochten een behandelaar zorgen hebben over een patiënt met betrekking tot radicaliseren of uitreizen, dan kunnen we al gebruik maken van bestaande structuren, waar partners om de tafel zitten (veiligheidshuizen, casusoverleg). Daar wordt dan gezamenlijk afgewogen hoe in concrete gevallen te interveniëren. Maar daarnaast zou wat extra kennis de sector niet misstaan. Radicaliseren, extremisme, links en rechts gewelddadig activisme en hybride terrorisme zullen voorlopig blijven. Dus als we ingrijpen, dan vooral gebaseerd op kennis en training. 

 

ad 4 ad 4