Beter worden in je vak, systematische zelfreflectie voor professionals in de GGZ

Recensie door Johan Atsma

***--

Johan Atsma recenseert het boek van Anton Hafkenscheid

 

Zelfreflectie is volgens velen een beroepsvaardigheid die je nodig hebt als je met mensen werkt in de zorg. Je bent je eigen gereedschap en zoals een loodgieter leert omgaan met zijn waterpomptang leer je als professional in de zorg omgaan met jezelf. Je móet daar ook mee leren omgaan, want het bevordert de kwaliteit van zorg als je zicht hebt op de processen die in de interactie tussen jou en je zorgvrager plaats vinden. Zelfreflectie is daartoe een geëigend middel dat in diverse vormen wordt beoefend. Op papier in het vorm van reflectieverslagen en ook mondeling bij coaching, methodische praktijkbegeleiding, intervisie en supervisie. Werkvormen en hulpmiddelen zijn ruim voorhanden en toch is zelfreflectie ook een schoolvoorbeeld van het adagium van ons aller Johan Cruijff: ‘Je gaat het pas zien als je het door hebt’. 

‘Beter worden in je vak’ van Anton Hafkenscheid richt zich uitdrukkelijk op de professional in de GGZ die zich met psychotherapie bezig houdt. Voorwaar dé plek waar zelfreflectie noodzakelijk is gezien de complexe interactie tussen therapeut en client die het resultaat van de verleende zorg kunnen en zullen beïnvloeden. 

Mijn nieuwsgierigheid was dan ook meer dan gewekt, niet in de laatste plaats omdat in mijn werkveld, het onderwijs aan verpleegkundigen, zelfreflectie aan de orde van de dag is, als onderwerp en als middel.

Hafkenscheid trapt af met een inleiding van Jim van Os, een bekende in de GGZ wereld, onder de titel ‘De ontdekking van het primaat van context in de marge van evidence-based practice’. Een ietwat hermetische titel die tekenend is voor het boek. En ook al is het geen tekst van Hafkenscheid zelf, het volgende citaat geeft in een notendop weer waar het in dit boek om draait:

“(….) contextoptimalisatie. Onszelf als behandelaar herontdekken als de drijvende kracht, in de context van de evidence-based behandeling, die verandering mogelijk maakt op basis van een productieve emotionele band met de ander en structurele zelfreflectie om relatie, behandeltaken en behandeldoelen in de juiste afstemming te optimaliseren. Mogelijk gemaakt door het systematisch monitoren van deze processen met direct inzetbare instrumenten.” Aldus van Os.

Van daar uit gaat Hafkenscheid aan de gang in zijn boek. Hij schetst een beeld van het hulpverleningsproces in ‘een referentiekader-overstijgend hulpverleningsmodel’ waarbij hij het verschil schetst tussen het medisch model in de somatische zorg en de meer complexe werkelijkheid van de ggz. Daarnaast pleit hij explicitiet voor een paradigma overstijgende ggz: “Dat wil zeggen: een ggz die niet fragmenteert door stokpaardjes en favoriete werkelijkheidsreducties van charismatische ‘merknaamhouders’.” Dat de ggz een proces behelst dat zich in de interactie bevind en dus niet eenduidig, zoals in de somatiek, met een vastgestelde behandeling laat vangen. Daartoe is zelfreflectie nodig en diepte-monitoring van het proces dat plaats vindt tussen therapeut en cliënt.

Hafkenscheid gaat verder in op de relatie tussen therapeut en cliënt en gebruikt daarbij verschillende instrumenten die niet nieuw zijn: de roos van Leary, de transactionele analyse, de drama driehoek. Ook komt het SMART model tevoorschijn als middel om de reflectie vorm te geven. Hier omheen ontwerpt Hafkenscheid instrumenten die je kunnen helpen bij het reflecteren op dat wat er zich voordoet in de therapie die je jouw client aanbied opdat het therapeutisch proces adequaat verloopt en aan kwaliteit wint en zodoende mogelijk een beter resultaat oplevert. De instrumenten worden uitgebreid toegelicht en zijn ook te downloaden via www.beterwordeninjevak.nl (http://www.beterwordeninjevak.nl) met een code die in het boek te vinden is.

Wat mij teleurstelt in dit boek is de keuze voor een registrerend instrument, wellicht een teken des tijds. Er wordt een catalogus van verschillende formulieren aangeboden die een hulpmiddel kunnen zijn bij het analyseren van de interactie in het hulpverleningsproces. Het is een vrij technische en omslachtige wijze van omgaan met dat wat er allemaal gebeurd tussen de therapeut en zijn (verbaal vaardige) client. Maar of het nou leidt tot diepte-monitoring, dat vraag ik me af. Het boek zelf is daarnaast soms nodeloos complex van taalgebruik en regelmatig rommelig van opmaak. 

Aan het eind van het boek relativeert Hafkenscheid zichzelf: “De complexiteit van ‘de materie’ dwingt tot bescheidenheid. Toch kan monitoren door systematische zelfreflectie ook in bescheidenheid helpen bij de verbetering van behandelprocessen in de ggz, en daarmee zorgen voor betere behandelresultaten.” Daarin heeft hij groot gelijk. Of zijn pleidooi voor een aantal papieren instrumenten op basis van klassieke theorieën daar toe bijdraagt, vraag ik mij af.

Wellicht is het een optie om ook eens te raden te gaan in een andere hoek. De landelijke vereniging voor supervisie en coaching geeft ‘Tijdschrift voor begeleidingskunde’ uit en daar worden in het maartnummer van 2018 ook buitengewoon zinnige dingen gezegd over reflectie in een wat minder complexe vormgeving.

 

Anton Hafkenscheid: Beter worden in je vak, systematische zelfreflectie voor professionals in de GGZ.
Uitgeverij Boom Amsterdam; € 24,95; ISBN 978 90 244 0294 6

 

03 - beter worden in je vak, recensie (definitief) 03 - beter worden in je vak, recensie (definitief)