Psychiaters: “Als je van zekerheid houdt, heb je een probleem.”

Wie ‘arts’ en ‘psychiatrie’ met elkaar in verband brengt komt onherroepelijk op ‘psychiater’ uit. Logisch, maar niet geheel terecht. Want van de bijna 4000 artsen die er volgens het CBS (2013) in de reguliere GGZ-instellingen werken, zijn er ‘slechts’ 2305 psychiater. De overige zijn basisarts (al dan niet in opleiding tot psychiater), verslavingsarts, geriater, neuroloog of huisarts.

De psychiaters zijn daarmee wel de grootste groep, al vormen ze een heterogeen gezelschap van volwassenenpsychiaters, ouderenpsychiaters en kinder- en jeugdpsychiaters. Ze worden op afstand gevolgd door de basisartsen, waarvan er ‘slechts’ 1400 in de GGZ werken, inclusief de psychiaters in opleiding.
Volgens het capaciteitsorgaan waren er vorig jaar 3518 psychiaters in Nederland geregistreerd. Ongeveer 1200 van hen werken dus niet in de reguliere Nederlandse GGZ-instelling, maar zijn werkzaam in de forensische psychiatrie, in ziekenhuizen, aan universiteiten/onderzoekscentra, of zelfstandig gevestigd in een eigen praktijk. Een aantal werken ook in het buitenland of zijn met pensioen.

De opleiding tot psychiater duurt in principe tien en een half jaar. Eerst de zesjarige opleiding tot  basisarts, daarna twee en een half jaar de specialisatie psychiatrie, om af te sluiten met twee jaar specialisatie voor volwassenenpsychiater, ouderenpsychiater of kinder- en jeugdpsychiater. Er zijn plannen om de opleiding met een half jaar te verkorten, er zal dan meer gekeken worden of iemand bepaalde competenties al heeft.

Waarom wil iemand eigenlijk psychiater worden?

Ariette van Reekum, bestuurslid van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie, met als portefeuille opleidingen: “Tijdens mijn co-schappen kreeg ik een zekere fascinatie voor gekte en waanzin. De psychiatrie zit op het snijvlak van meerdere disciplines: somatiek, psychologie, sociologie. Dat maakt het complex, maar ook heel fascinerend.
Het vak is ook niet voor iedereen weggelegd. Je moet geen psychiater worden als je van zekerheden houdt. Je wordt met complexe situaties en complexe problematieken geconfronteerd, die niet altijd een eenduidige oplossing hebben. Die oplossingen zijn vaak diffuus. Als je daar tegen kunt, is het geen probleem.”

Er is jarenlang een behoorlijk tekort geweest aan psychiaters en GGZ Nederland verwacht nog een lichte toename van de vraag. Eén bekend verschijnsel is de job-hoppende psychiater, die zo gewild is, dat hij van baan naar baan gaat en zo weinig binding krijgt met de instelling waar hij werkt. Tegelijkertijd zijn er ook stemmen die denken dat er, met alle nieuwe ontwikkelingen, binnenkort een overschot aan psychiaters gaat ontstaan.

Van Reekum: “Het hangt erg van de regio en de sector af. In Amsterdam is er geen groot tekort, in sectoren als de verslavingssector en de forensische zorg daarentegen wel. In mijn tijd moest je vechten voor een opleidingsplaats, tegenwoordig is dat wat makkelijker. Maar een beetje schaarste is wel goed, het moet niet zo zijn dat de opleidingsplaatsen niet vol komen.”

In de GGZ werken veel basisartsen, 1300 in 2013, volgens het CBS. Een groot gedeelte daarvan is psychiater in opleiding, maar er zijn ook veel basisartsen die hun hele carrière basisarts blijven en daar in feite het werk van een psychiater doen. Het is wellicht het gevolg van het tekort aan opleidingsplaatsen.

Van Reekum, grinnikend: “Psychiateroïden. Basisartsen die als het ware levenslang arts-assistent blijven. Het is voor de kwaliteit van het vak natuurlijk niet goed. Je krijgt daardoor wel discussies over wat nou precies de plek van de psychiater is. Al heb ik de indruk dat het er steeds minder worden. Er zijn tegenwoordig voldoende opleidingsplaatsen.”

Met de huidige discussie rond de regiebehandelaar (tot voor kort de hoofdbehandelaar), ontstaat bij sommigen de vrees dat de psychiater alleen nog maar de patiënt gaat zien om administratieve redenen. Hij is immers één van de weinigen die een DBC mag openen en dus noodzakelijk om een behandeling te declareren bij de zorgverzekeraar. Het vak zou daardoor uitgehold worden.

Van Reekum: “Dat is natuurlijk niet de bedoeling. Het systeem moet er niet toe leiden dat een psychiater alleen maar af hoeft te vinken. Als je het concept van de regiebehandelaar goed regelt, is het een professionaliseringsslag.

De verslavingsarts

Van de artsen die werkzaam zijn in de GGZ en verslavingsartsen moet naast de psychiater zeker ook zeker de verslavingsarts genoemd worden. De Vereniging voor Verslavingsgeneeskunde Nederland (VVGN) formuleert het vak aldus: “De profielgeregistreerde Verslavingsarts KNMG diagnosticeert en behandelt het veelal chronisch verlopend ziektebeeld van een verslaving. Op de deelgebieden waarin hij competent is, diagnosticeert en behandelt hij ook psychiatrische en somatische aandoeningen of hij draagt zorg voor een gerichte doorverwijzing. Hij is expert op het gebied van medicamenteuze ondersteuning van de detoxificatie, het voorkómen van terugval en zorg voor de chronische verslaafde.”

De titel verslavingsarts is onderwerp van discussie. Het specialisme is niet erkend in de wet BIG en daarmee onbeschermd. In feite mag elke arts zich verslavingsarts noemen. Veel basisartsen die werkzaam zijn in de verslavingszorg doen dat ook, maar zijn dus feitelijk ‘arts met ervaring in de verslavingszorg’.  De Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KMNG) vond dat een onwenselijke situatie en heeft profieltitels -waaronder dus verslavingsarts- laten registreren bij het Benelux Merkenbureau. Alleen artsen die de tweejarige opleiding tot verslavingsarts hebben gevolgd bij de Radboud Universiteit in Nijmegen, mogen zich Verslavingsarts KMNG noemen.
De VVGN heeft niet de actuele cijfers van het aantal Verslavingsartsen KMNG, maar schat hun aantal op 100 tot 200.