Raad voor de Rechtspraak wil helderheid over procesrecht gedwongen behandeling

Een voorstel om 3 regelingen op het gebied van gedwongen zorg beter op elkaar te laten aansluiten, is positief ontvangen door de Raad voor de rechtspraak. De Raad wijst er wel op dat onduidelijkheid over welk procesrecht van toepassing is, problemen kan opleveren. Ook de toepassing van civielrechtelijke procedureregels door de strafrechter kan voor onwerkbare situaties zorgen. Daar moet eerst een oplossing voor komen, staat in een advies van de Raad over de tweede nota van wijziging bij een wetsvoorstel voor verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).

Dwangbehandeling

Mensen met een psychische stoornis kunnen in geval van nood gedwongen worden opgenomen. Om die ingrijpende maatregel zoveel mogelijk te beperken, is de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) in de maak. Die gaat niet uit van dwangopname, maar van dwangbehandeling, die zo mogelijk thuis of poliklinisch kan worden toegepast. De Raad onderschrijft de gedachte dat gedwongen opname in een kliniek wordt vermeden en dat de zorg zoveel mogelijk wordt bepaald in samenspraak met de betrokkene. De nieuwe wet geeft de patiënt meer inspraak, biedt de mogelijkheid van hoger beroep en betrekt ook zijn omgeving bij beslissingen over de zorg.

Betere samenwerking

De tweede nota van wijziging, waarover nu advies is uitgebracht, is onder meer bedoeld om de aansluiting te verbeteren tussen dit wetsvoorstel en twee andere: de Wet zorg en dwang (voor mensen met dementie of een verstandelijke beperking) en de Wet forensische zorg (voor mensen met een stoornis die strafbare feiten plegen). Ook wordt betere samenwerking nagestreefd tussen justitie en de geestelijke gezondheidszorg.

Positief

De Raad is positief over de mogelijkheid voor de strafrechter om, parallel aan een strafrechtelijke procedure, een zorgmachtiging af te geven. Ook de sterkere rol van de officier van justitie is positief ontvangen. Die vraagt in dit voorstel de rechter om een machtiging voor dwangbehandeling. De officier moet in principe aanwezig zijn op de zitting om zijn verzoek toe te lichten. Op die manier wordt de rechter beter geïnformeerd. Het OM moet echter wel de middelen krijgen die nodig zijn om die rol waar te maken, benadrukt de Raad.

Onduidelijkheid

Onduidelijkheid over welk procesrecht van toepassing is, kan volgens het advies voor problemen zorgen. Dat geldt ook voor de mogelijkheid voor de strafrechter om een zorgmachtiging af te geven, waarop civiel procesrecht van toepassing is. Voor straf- en civiele zaken gelden verschillende termijnen en ook de regels omtrent openbaarheid zijn niet hetzelfde. Daardoor ontstaat een onwerkbare situatie als een strafrechter een machtiging voor gedwongen behandeling wil afgeven.

Strafprocesrecht

De Raad pleit er daarom voor om de procedure voor het afgeven van zo’n machtiging door de strafrechter in te passen in het strafprocesrecht. Over hoe dat zou kunnen, wil de Raad graag meedenken. Het behoud van de maatregel als bedoeld in artikel 37 Sr (dat gedwongen opname van ontoerekeningsvatbare verdachten regelt) naast de mogelijkheid tot de afgifte van een zorgmachtiging, zou de geschetste problemen voor een deel kunnen ondervangen.

Voldoende tijd cruciaal

Tot slot wijst de Raad erop dat voldoende tijd voor zorgvuldige implementatie van de 3 wetsvoorstellen cruciaal is. Hiervoor is minstens 1,5 jaar nodig na aanvaarding van de wetsvoorstellen door de Eerste Kamer, aldus het advies.

Bron: Raad voor de Rechtspraak (https://www.rechtspraak.nl/Organisatie-en-contact/Organisatie/Raad-voor-de-rechtspraak/Nieuws/Paginas/Advies-Raad-procedures-in-wetsvoorstellen-over-dwangbehandeling-beter-afstemmen.aspx)