'We houden van innoveren, maar het doel blijft onduidelijk'

Door: Willem Gotink

Een serie over e-health in de ggz, deel vier.

 

Het Integraal Zorgakkoord (IZA) heeft hoge verwachtingen van de inzet van e-health in de ggz: maar liefst 6% van de behandelcapaciteit moet door e-health vrijgespeeld worden, zodat dat kan worden ingezet op andere plekken. Het is één van de oplossingen die moet bijdragen aan het verkorten van de wachtlijsten in de ggz. In deze serie (https://www.ggztotaal.nl/tp-29166-2/serie%20e-health) onderzoeken we de mogelijkheden, de uitdagingen en de do’s and don’ts bij therapie via het internet.

In het vorige (derde) (https://www.ggztotaal.nl/nw-29166-7-4395272/nieuws/ook_bij_online-modules_blijft_de_professional_nog_nodig.html) en dit vierde artikel spreken we met Jeanette Ploeger van MindDistrict, Joëlle Lafeber en Maaike Meurs van Therapieland en Frank Verhoef van NewHealth. Meer informatie over deze organisaties is in het vorige artikel (https://www.ggztotaal.nl/nw-29166-7-4395272/nieuws/ook_bij_online-modules_blijft_de_professional_nog_nodig.html) te vinden.

We zagen al dat de mogelijkheden met therapie via het internet legio zijn, dat onderzoek uitwijst dat het ook werkt en dat de wil er lijkt te zijn. Waarom is e-health nog geen vanzelfsprekendheid?

Volgens Frank Verhoef (NewHealth) is één van de factoren waarom de introductie van e-health in de ggz zo moeizaam verloopt de financiering. “In feite is er geen business-case, wat wel nodig is voor implementatie. De ggz-instellingen moeten namelijk veel betalen voor zo’n systeem waarmee e-health wordt uitgevoerd en als ze daardoor minder patiënten hoeven te behandelen, of behandelingen korter duren, verdienen ze dat niet terug. Want voor die contacten die ze niet hebben gehad krijgen ze geen geld. In de eerste lijn werkt dat anders: een huisarts krijgt voor die modules betaald.”

Wat precies de kosten zijn is volgens Verhoef niet eenvoudig te zeggen. “Het hang een beetje af van het rekenmodel, maar voor grote instellingen gaat het om tonnen. Kleinere instellingen betalen 20 á 30 euro per cliënt. Ter vergelijking: een functie als het Elektronisch Patiënten Dossier (EPD) kost ook geld, maar daar bespaar je misschien nog een boekhouder, of een secretariaatsmedewerker mee, dat verdien je terug.”
Zijn collega’s van Therapieland proberen daar wel inzicht in te krijgen: “We doen veel onderzoek naar de waarde van e-health, dus hoeveel het oplevert tegen welke kosten, in feite is dat een manier om de business-case helder te krijgen.”

Overigens is Verhoef wel blij met de ambitie die in het IZA wordt uitgesproken, maar ook een beetje verbaasd. “Tussen 2018 en 2021 was er de VIPP-subsidie (https://www.dus-i.nl/subsidies/vipp-fase-3). Volgens mij was toen de doelstelling dat 10-15% van de cliënten op enige manier gebruik zou gaan maken van e-health, het lijkt of we weinig zijn opgeschoten”.

Het eindverslag van de VIPP=subsidie (https://www.vippggz.nl/dynamic/media/87/documents/Eindverslag VIPP GGZ okt ) die Verhoef noemt, loopt niet over van duidelijkheid over wat er bereikt is op het gebied van e-health. Genoemd worden de gedigitaliseerde voordeur van Lentis en de - niet meer geactualiseerde - ggz-appwijzer van MIND (https://ggzappwijzer.nl/). Daar blijft het bij.

Het past bij een opmerking die Jeanette Ploeger (MindDistrict) in ons gesprek maakt: “In Nederland houden we van innoveren, maar we weten niet waar we naar streven of welk doel we willen bereiken. Iedereen gelooft er wel in en op hoog niveau worden er ook doelen geformuleerd. Maar we hebben een gat tussen de strategische doelen en de werkvloer. Niet alleen voor e-health, maar voor de meeste projecten voor digitale transformatie. IZA geeft wel een aantal duidelijke handvatten, dat scheelt.”

Is er ook sprake van weerstand onder de hulpverleners en instellingen?

Joëlle Lafeber en Maaike Meurs (Therapieland) denken dat dat wel meevalt. “Gedragsverandering is altijd lastig, zeker bij grotere organisaties. Het hoort bij innoveren in het algemeen. Wij hebben niet de indruk dat de weerstand specifiek voor e-health in de ggz veel groter is dan bij andere innovatietrajecten, misschien zelfs wel kleiner dan gemiddeld. In de meeste ggz-instellingen is er een – weliswaar kleine - groep die enthousiast start.
Maar vervolgens is het wel belangrijk dat je erin investeert. Je moet uitzoeken waar de mogelijkheden liggen. Behandelaren moeten merken dat het een meerwaarde heeft, dat het niet alleen maar een extra systeem is wat erbij komt en waar ze zich in moeten verdiepen. Het moet duidelijk zijn dat het je ook veel kan brengen, zeker als je systemen kunt integreren, het bijvoorbeeld koppelen aan het EPD. Anders voelen mensen het al snel als een belemmering”

Innovatie, een kleine enthousiaste groep die begint, dat ziet Jeanette Ploeger ook. Maar ze heeft ook weerstand gezien. “Het gaat om veel schakels die in orde moeten zijn. Daar zijn we al 16 jaar mee bezig. Je krijgt dan de zogenoemde innovatiecurve, met als start een kleine enthousiaste groep, die langzamerhand groter wordt. Ergens in dat proces is het geframed als een vorm van bezuiniging in plaats van kwaliteitsverbetering, zoals het oorspronkelijk wel bedoeld was. We wilden de patiënt meer tools geven en mogelijkheden om thuis te werken. Maar op een gegeven moment heeft de verzekering dat omgebogen naar efficiëntieverbetering, als vervanging van de hulpverlener. Dan kan je natuurlijk weerstand verwachten: hulpverleners die zich gedwongen voelen, in een stramien geduwd wat ze niet past, of die bang zijn hun baan kwijt te raken. Die weerstand was wel hardnekkig, maar bestond zeker niet bij iedereen.”

Corona

Als er dus al weerstand was, heeft corona daar flink aan afgedaan. Joëlle Lafeber en Maaike Meurs: “Het is wat wrang om het zo te stellen, maar je kan wel zeggen dat corona e-health en vooral het beeldbellen een flinke boost heeft gegeven. Toen de pandemie begon was beeldbellen bepaald niet vanzelfsprekend, maar vanaf dat moment voelden veel organisaties en behandelaren de urgentie en in heel korte tijd is beeldbellen normaal geworden.”

“Wat je ontwikkelt moet aansluiten op een behoefte”, zegt Frank Verhoef. Ook hij noemt de corona-periode als voorbeeld. “We hebben in die periode bijvoorbeeld een module ontwikkeld voor studenten die naar Nederland kwamen, hoe ze zich konden aanpassen aan de Nederlandse gewoontes. Daar was vraag naar, dus dat hebben we ontwikkeld. Dan heb je iets wat meteen gebruikt gaat worden.”
Op de vraag of hij ook bedoeld dat er te veel wordt ontwikkeld zonder dat er per se vraag naar is, volgt een aarzelende reactie. “Misschien wel.”.

Iedereen op zijn eigen wijs

Verhoef ziet nog een bottleneck, namelijk de werkwijze in de ggz. “Iedereen heeft zijn eigen manier van therapie bedrijven en wil die manier het liefst ook terugzien in de modules. Maar het is natuurlijk niet te doen om voor elke behandelaar of elk team een aparte module te ontwikkelen. Daar moeten compromissen gesloten worden en dat is wel eens lastig.”

In een breder verband zien Lafeber en Meurs dat probleem ook. “Er ligt veel potentie in het verbeteren van de samenwerking tussen de huisarts, het sociaal domein en de ggz. Eén probleem is dat iedereen zijn eigen digitale systeem heeft, maar elk domein heeft ook een eigen werkwijze. Als dat méér op één lijn zou liggen, is ook de doorstroom tussen de domeinen veel makkelijker.”
Therapieland investeert dan ook veel tijd in activiteiten en projecten om daar meer lijn in te krijgen. “We organiseren bijvoorbeeld regionetwerkbijeenkomsten waarbij we zorgmedewerkers uit verschillende domeinen uitnodigen. Op die bijeenkomsten worden onder andere best-practices gedeeld.”

De kost gaat voor de baat

Een volgende bottleneck is de scholing van hulpverleners die met e-health (willen) werken. Zowel in de opleiding als in de instelling. Frank Verhoef: “Er zijn talloze modules, als je daarmee wilt werken, moet je weten wat de inhoud daarvan is. Dat kost dat tijd en dat heeft niet iedereen.”
Jeanette Ploeger: “Je moet tijd vrijmaken om daar goed naar te kijken en dat gebeurt wel eens te weinig. Het wordt nu met een training van twee uur op de schoot geworpen van de behandelaar. Er wordt te weinig tijd gemaakt om de innovatie door te voeren. Ook omdat er vaak te weinig inzicht is wat er moet gebeuren. Het komt er nu gewoon bij, maar het kost tijd om ervoor te zorgen dat een professional er iets aan heeft.
Bij ons is het een eeuwige discussie: hoe kunnen we hier mee helpen. E-learnings, blue-prints, van alles om te zorgen dat het zo weinig mogelijk tijd kost. We stellen ook voorwaarden aan nieuwe projecten. Dan is het ‘We willen niet een nieuw contract, we willen dat het meer waardevol is’. Of: ‘Je krijgt alleen korting, als het ook impact heeft’”.

Beiden wijzen ook op de opleidingen. “Als je alleen maar bent opgeleid om face-to-face behandelingen uit te voeren, is het veel ingewikkelder om, als je in de praktijk komt, opeens e-health te gaan gebruiken. Hulpverleners moeten er vanaf het eerste begin mee vertrouwd raken.”


Een onduidelijk doel

Even terug naar de opmerking van Ploeger: “In Nederland houden we van innoveren, maar we weten niet waar we naar streven of welk doel we willen bereiken.” Het lijkt een rode lijn in de drie interviews. Zelf noemt Ploeger als voorbeeld: “Op een gegeven moment konden de instellingen wel aantonen dat er e-health gebruikt werd, want dat moest van de verzekeraar. Wat niet aangetoond hoefde te worden (en dus ook niet aangetoond werd), was dat het impact had, terwijl dat toch het belangrijkste is.”

Lafeber en Meurs zeggen het op een andere manier: “Het zou goed zijn als het IZA duidelijker werd, concreter. Er liggen nog veel vragen rondom de praktische uitvoering van de IZA-richtlijnen. Bijvoorbeeld: ’Wanneer is het digitaal genoeg en telt het mee voor het percentage?’”

Lees ook de andere artikelen in deze serie (https://www.ggztotaal.nl/tp-29166-2/serie%20e-health)

Lees ook andere artikelen over e-health in de ggz (https://www.ggztotaal.nl/tp-29166-2/e-health)

-----------------------------------------------------------------------------------------

Vind je dit interessant? Misschien is een abonnement op de gratis nieuwsbrief dan iets voor jou! GGZ Totaal verschijnt tweemaal per maand en behandelt onderwerpen over alles wat met de ggz te maken heeft, onafhankelijk en niet vooringenomen.

Abonneren kan direct via het inschrijfformulier (http://www.ggztotaal.nl/pg-29166-7-89775/pagina/abonneren.html), opgeven van je mailadres is voldoende. Of kijk eerst naar de artikelen in de vorige magazines (http://www.ggztotaal.nl/pg-29166-7-89779/pagina/e-magazine.html).

e-health 4 e-health 4