Jeugdhulp: een oerwoud aan voorzieningen

Door: Jeannet Appelo

Het onoverzichtelijke veld van hulp aan minderjarigen

 

Waarschijnlijk komt het omdat ik niet in de gezondheidszorg werk en daar alleen maar stukjes over schrijf. Het begon bij een kennis die vertelde dat de zoon van een vriendin van haar was opgenomen omdat hij thuis niet te hanteren was. ‘Hoezo opgenomen’, dacht ik nog, ‘een lastige puber van zestien?’ Ik had eerder verhalen over hem gehoord, wist dat hij ‘moeilijk’ was, dat er ook wel eens politie over de vloer was geweest, resulterend in een taakstraf bij HALT. Maar opgenomen? Ik had eerder de jeugdgevangenis verwacht.
Het hing blijkbaar in de lucht, want niet veel later hoorde ik van over een meisje van dezelfde leeftijd, volgens mijn lekenbrein ernstig in de war, die ‘slechts’ wekelijkse gesprekken kreeg bij een psychiater.


En toen ging ik er op letten. Ik werd bedolven onder een stortvloed van instellingen en instanties. Instellingen die ernstig gedragsgestoorde kinderen opnamen, zonder dat er een psychiater aan te pas kwam. Maar ook kinderen die (in mijn ogen) lichte problemen hadden, en wel regelmatig door een psychiater werden gezien. Jeugdzorg, Jeugdhulp, JeugdzorgPlus, Jeugd-ggz, OTS, het bleken allemaal zaken die in mijn ogen altijd zoveel op elkaar hadden geleken.

Voor wie de wereld van de Jeugdhulp kent is dit stuk niet bedoeld. Wie zich afvraagt wat al die instanties en regelingen zijn, kan hieronder proberen zicht te krijgen op dit oerwoud aan voorzieningen. 

 

De Jeugdwet
In 2015 werd de Wet op de Jeugdzorg vervangen door de Jeugdwet. Daarmee kregen de gemeenten er een aantal taken bij: bijna alles wat met hulp aan jongeren te maken had, kwam op het bordje van de gemeenten te liggen. Jeugdhulpverlening, jeugd-ggz, justitiële jeugdinrichtingen, gezinsvoogdij, jeugdreclassering en Kindermishandeling, het was allemaal aan de gemeente om het te organiseren.

De bedoeling was, om de gemeenten de regie te geven over de zorg voor de jeugd, in de hoop dat die doeltreffender en goedkoper zou worden. Die zorg was immers te versplinterd, te ongecoördineerd en daarmee te duur en te weinig effectief. Gezinnen met meerdere of ingewikkelde problemen hadden soms wel te maken met twintig of meer hulpverleners of instanties, die onderling al dan geen onderling contact hadden. De vraag of dat verminderd is sinds de Jeugdwet van kracht werd, laat ik in het midden. Ook voor een evaluatie van deze transitie naar de gemeenten verwijs ik naar andere artikelen.

Feit is, dat nog steeds een ongekend aantal instanties zich met de jeugd bezighouden. Zoals gezegd, het merendeel onder de regie van de gemeenten. Een speurtocht op internet, contacten met ‘collega-ouders’, gesprekken met hulpverleners leverde het volgende overzicht op. (Aanvullingen zijn van harte welkom, mail ze naar info@ggztotaal.nl (mailto:info@ggztotaal.nl)).

 

De eerste lijn: huisarts en wijkteams

Voor lichamelijke, psychische en sociale problemen zoeken veel mensen hun heil bij de huisarts. Voor sociale problemen, en soms ook voor psychische, kunnen mensen ook terecht bij de (sociale) wijkteams, buurtteams of wijknetwerken. Sommige hebben dezelfde ‘voordeur’ voor jongeren die hulp zoeken, in andere gemeenten is er een apart team voor jeugd. Deze ‘Jeugdteams’ houden zich bezig met preventie en ondersteuning en bieden daarnaast vaak ook lichte hulp en toegang tot gespecialiseerde hulp. In sommige gemeenten is een heel nieuw team geformeerd, elders is het Centrum voor Jeugd en Gezin of een welzijnsorganisatie uitgebreid tot een Jeugdteam.
Afhankelijk van hoe de gemeente haar taak heeft vormgegeven hebben de Jeugdteams andere namen, bijvoorbeeld Ouder- en Kindteam of Centrum Jeugd en Gezin.

 

Centrum Jeugd en Gezin
In 2007 besloot door André Rouvoet, minister voor Jeugd en Gezin in het kabinet-Balkenende IV, tot de oprichting van het Centrum voor Jeugd en Gezin (Cji). Het Cji moest in alle gemeenten in Nederland beschikbaar zijn en was, volgens de Cji zelf, ‘dé plek waar ouders, verzorgers, kinderen en jongeren terechtkunnen met vragen over gezondheid, opvoeden, opgroeien en verzorging.’ Vergelijkbare organisaties die al bestonden werden in de nieuwe plannen opgenomen.
Niet elk Cji werd even goed bezocht. De populariteit nam iets af en na de invoering van de Jeugdwet werden veel Cji’s in de nieuwe wijkteams betrokken.

 

Veilig Thuis
Veilig Thuis (officieel ‘Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling’) is de spin in het web bij de aanpak van kindermishandeling. Veilig Thuis adviseert professionals en burgers over situaties die veiligheid van kinderen of andere gezinsleden bedreigt. Als er signalen van Huiselijk geweld of Kindermishandeling zijn, kan Veilig Thuis onderzoeken of daar inderdaad sprake van is.
Als dat zo is, zal Veilig Thuis allereerst proberen vrijwillige hulp op gang te brengen. Als dat niet lukt, zal dat vaak het startpunt zijn een vorm van gedwongen zorg.

 

De Raad voor de Kinderbescherming 

Veilig thuis kan een melding doen bij de Raad voor de Kinderbescherming. Die onderzoekt of er gronden zijn voor een maatregel van jeugdbescherming (in tegenstelling tot Veilig Thuis, die alleen onderzoekt of er sprake is van kindermishandeling). De Raad kan op zijn beurt een verzoek voor (bijvoorbeeld) ondertoezichtstelling aan de kinderrechter voorleggen.
De Raad voor de Kinderbescherming valt overigens niet onder de verantwoordelijkheid van de gemeente, maar onder het ministerie van Veiligheid en Justitie. Het is dus een landelijke uitvoeringsorganisatie die regionaal werkt.

 

Instellingen voor ondertoezichtstelling (OTS)
Een kinderrechter kan besluiten tot ondertoezichtstelling (OTS) als de belangen van een kind ernstig bedreigd worden. De OTS wordt na onderzoek en een verzoek aan de kinderrechter aangevraagd door de Raad voor de Kinderbescherming. Niet iedereen mag die ondertoezichtstelling uitvoeren: daarvoor bestaat een lijst met gecertificeerde instellingen (https://keurmerk.nl/zorg-welzijn/certificering-jeugdbescherming-en-jeugdreclassering/). Veel van die instellingen stonden vóór 2015 bekend onder de naam Bureau Jeugdzorg.

 

Jeugdreclassering
Als iemand onder de achttien is en een strafbaar feit heeft gepleegd, kan de strafrechter jeugdreclassering opleggen. Jeugdreclassering is een vorm van jeugdzorg waarbij iemand wordt geholpen, begeleid en gecontroleerd om zo, liefst in samenwerking met de ouder(s) of verzorger(s), herhaling te voorkomen. In sommige gevallen kan dit jeugdstrafrecht tot 23 jaar toegepast worden, namelijk als het ontwikkelingsniveau van de dader daartoe aanleiding geeft. 

Jeugdreclassering wordt, net als OTS, uitgevoerd door de al genoemde gecertificeerde instellingen. (https://keurmerk.nl/zorg-welzijn/certificering-jeugdbescherming-en-jeugdreclassering/)

 

JeugdzorgPlus
Als lichtere vormen van hulpverlening niet toereikend zijn, kan een kind in aanmerking komen voor JeugdzorgPlus, een vorm van gesloten jeugdhulp voor kinderen en jongeren die niet bereikbaar zijn voor lichtere vormen van hulp, en daardoor een risico voor zichzelf of hun omgeving vormen.

De kinderrechter beslist of JeugdzorgPlus nodig is, als een gemeente, de Raad voor de Kinderbescherming, een gecertificeerde instelling (https://keurmerk.nl/zorg-welzijn/certificering-jeugdbescherming-en-jeugdreclassering/) of de Officier van Justitie daar om verzoekt. Het positieve besluit van de Rechter op dat verzoek is de  ‘machtiging gesloten jeugdhulp’. Deze machtiging kan ook voorwaardelijk zijn: als het kind aan bepaalde voorwaarden houdt, hoeft hij niet (terug) nar de instelling. 

 

Jeugd-ggz
Kinderen met symptomen die duiden op een ernstige psychische stoornis komen in aanmerking voor de specialistische jeugd-ggz. De Jeugd-ggz heeft een geheel eigen traject, dat historisch eenvoudig te verklaren is: de Jeugd-ggz viel altijd onder de gezondheidszorg en werd dan ook vergoed vanuit de zorgverzekeringswet.
Ten tijde van de Riagg’s waren er dan ook aparte afdelingen voor ‘Jeugd’, en aparte trajecten voor kinderen die ernstiger problemen kenden of zelfs opgenomen moesten worden. Die trajecten stonden vrijwel los van de gemeentelijke of provinciale Jeugdhulptrajecten. Die scheiding is nog steeds aanwezig.
De Jeugd-ggz heeft heftig geprotesteerd tegen opname in de Jeugdwet: zij vreesde voor kwaliteitsvermindering wanneer zij onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten ging vallen. Helemaal ongegrond was deze angst niet: Jeugd-ggz vereist specialistische kennis die bij de gemeenten, in ieder geval vóór 2015, volledig ontbrak.
Aan de andere kant bestaat er een forse overlap tussen de taken van de Jeugdhulp en de Jeugd-ggz. Vooral de JeugdzorgPlus en de opname-afdelingen van de Jeugd-ggz bedienen een soortgelijke doelgroep. Intensieve samenwerking zou veel problemen kunnen oplossen.

ad 4 ad 4