Eerste Kamer debatteert over drie wetten rond gedwongen zorg

Gisteren en eergisteren (15 en 16 januari) behandelde de Eerste Kamer drie wetten rond gedwongen zorg: de wet forensische zorg, de wet verpllichte GGZ en de wet zorg en dwang. De wetten, die tussen 2012 en 2017 al in de Tweede Kamer zijn aangenomen, worden nu, vanwege samenhang, gezamenlijk door de Senaat bekeken. Het kabinet wil de wet rond forensische zorg per 2019 van kracht laten worden, en de andere twee wetten per 2020. De wetten werden verdedigd door drie bewindslieden, die zelf nauwelijks aan de wetten hebben gewerkt. Algemeen werd hun verdediging positief ontvangen. Tevoren had Minister De Jonge al een wijziging op de nieuwe Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten aangekondigd. Hij wil regelen dat niet alleen de nieuwe ‘arts zorg en dwang’ (in de wet ingevoegd door een SP-amendement) mag beslissen over de uitvoering van de verleende dwangzorg aan deze doelgroep, maar ook gz-psychologen of orthopedagogen. In de Senaat klonk gemor over deze gang van zaken: dat de senatoren moeten oordelen over wetten terwijl de Tweede Kamer een wijziging hiervan nog niet eens heeft besproken.

Enkele citaten in de eerste termijn uit het (ongecorrigeerde) verslag:

Dhr Dercksen (PVV): ”... kwam de minister op de laatste dag voor het reces met een brief, waarin hij alweer reparatiewetgeving aankondigt, nadat eerder al de nodige reparaties zijn verricht. Normaal gesproken zegt de PVV-fractie: nou, komt u vooral terug als u klaar bent. Maar daar is deze wetgeving net weer te belangrijk en te gevoelig voor. Want al zou door deze wetgeving, en dan vooral door de Wet forensische zorg, één verknipte persoon de longstay in verdwijnen, in plaats van op de samenleving te worden afgestuurd, dan zou dat wat ons betreft winst zijn, hoewel op zowel het tbs-systeem als de Wet forensische zorg het nodige valt af te dingen.”

Dhr. van Dijck (SGP): ”Het kernbezwaar van mijn fractie tegen de Wet zorg en dwang is gelegen in het punt van de uitvoerbaarheid. Ik vrees dat het stappenplan onvrijwillige zorg voor zorgmedewerkers onuitvoerbaar zal blijken te zijn. Dat was voor de Tweede Kamerfractie van de SGP reden om tegen dit wetsvoorstel te stemmen.”

Mw. Baaij-Timmerman (50+): ”Op de vraag wanneer welke wet van toepassing is, stelt de regering in de memorie van antwoord dat het aan een ter zake kundige arts is om te bepalen welke stoornis dominant is, en dat de zorg op beide wetsvoorstellen vrijwel identiek is. Maar, voorzitter, hoe valt dit antwoord te rijmen met het essentiële verschil tussen een opname uit hoofde van de Wvggz, welke altijd vergezeld gaat van een rechtelijke toetsing, en een opname uit hoofde van de Wzd, waarbij de onafhankelijke toetsing ontbreekt indien de cliënt niet blijk geeft van bereidheid tot maar zich ook niet verzet tegen opname?”

Dhr. Schnabel (D’66): ”De Wvggz houdt in veel opzichten een verbetering in ten opzichte van de BOPZ; een aantal van de collega’s heeft dat ook al duidelijk gemaakt. Die verbetering komt met name ook tot uiting in de veel grotere aandacht en waardering voor de sociale omgeving van de patiënt. De versterking van de rol van de familie in het zorgproces heeft nu zelfs aanleiding gegeven tot de instelling van een familievertrouwenspersoon. Een punt van zorg, nog niet geadresseerd in de wet, is dan wel de verhouding van deze figuur tot de patiëntenvertrouwenspersoon.”

Mw De Bruijn-Wezeman (VVD): ”Reductie van dwang is, zoals gezegd, een belangrijke doelstelling van de Wet verplichte ggz. Ook willen we voorkomen dat iemand ten gevolge van een psychische aandoening onnodig in het domein van het strafrecht of de openbare orde terechtkomt. De kwaliteit en de organisatie van de geestelijke gezondheidszorg zijn op zich geen onderdeel van de Wet verplichte ggz, maar kunnen niet geheel los gezien worden van de omvang van dwangmaatregelen. Het is daarom goed om in dit verband stil te staan bij de noodzaak van een voldoende adequaat zorgaanbod, bij voorkeur ambulant, in de eigen, vertrouwde omgeving.”

Mw. Strik (GroenLinks): ”... doen wij graag nog een andere suggestie aan de hand, namelijk die van voorlopige tbs. Wanneer de verdachte blijft weigeren het onderzoek in het Pieter Baan Centrum te ondergaan, legt de rechter, indien het tot een veroordeling komt, naast straf een voorlopige tbs op voor onbepaalde tijd totdat de veroordeelde wel meewerkt. Na ontvangst van de bevinding van het Pieter Baan Centrum heft de rechter dan de voorlopige tbs op en neemt een besluit over het wel of niet opleggen van tbs.”

Mw. Barth (PvdA): ”Maar we zijn met één grote vraag blijven zitten, namelijk of het wel een juiste keus is geweest om de Wet BOPZ te splitsen in de Wvggz en de Wzd. Daarmee is met name de externe rechtsbescherming — wanneer en hoe mag iemand in verplichte zorg worden gebracht? — tussen mensen in de ggz enerzijds en de vg-zorg en ouderenzorg anderzijds uit elkaar gaan lopen. Wij vragen ons af of dat wel wenselijk en houdbaar is. (...) komt deze beantwoording erop neer dat volgens de regering de externe rechtsbescherming in Wzd en Wvggz formeel inderdaad verschilt, maar dat deze materieel op hetzelfde neerkomt.”

Mw. Oomen-Ruijten (CDA): ”de Wet verplichte ggz. Met betrekking tot deze wet kan ik kort zijn. De nieuwe wet is veel meer gericht op het voorkomen van verplichte zorg en het kiezen voor minder dwang. Er is oog voor de onbedoelde, schadelijke effecten van verplichte zorg op de lange termijn. Dat past inderdaad in het huidige tijdsbeeld waarbij aan zelfbeschikking, menselijke integriteit en waardigheid grote waarde wordt gehecht. Het doet recht aan een ontwikkeling die al lang gaande is. Het vergroten van de betrokkenheid van familieleden en andere direct betrokkenen en de verankering van hun inspraak en rechten bij de beslissing of verplichte zorg nodig is, zijn van wezenlijk belang. Familieleden kennen de patiënt vaak als geen ander. Het instellen van een familievertrouwenspersoon kan dit vergemakkelijken.”

 

Minister De Jonge hecht eraan dat alleen andere BIG-geregistreerden die taak van deze arts (Wzd-arts; in de praktijk een arts verstandelijk gehandicapten of specialist ouderengeneeskunde) kunnen overnemen, lichtte hij toe in een poging het vertrouwen van de Eerste Kamer te krijgen. ‘Ik wil wel iemand die onderworpen is aan het tuchtrecht.’ Dat is een gz-psycholoog wel, maar een orthopedagoog nog niet altijd – maar volgens De Jonge wordt deze functie per 2021 aan het BIG-register toegevoegd. De rol van de orthopedagoog moet dus wat De Jonge betreft wachten tot een jaar nadat de wet van kracht wordt.

Staatssecretaris Paul Blokhuis (ggz) zei in het voorjaar te kunnen aangeven hoe zorgverzekeraars ambulante, acute en beveiligde zorg inkopen. Ook gaf hij aan dat hij aan een plan te werkt om het tekort aan psychiaters in ggz-instellingen aan te pakken. D66-senator Paul Schnabel wees erop dat het niet zozeer om een absoluut tekort gaat – zo’n 650 vacatures op 4000 psychiaters – maar op een tekort als gevolg van ‘een keuze die psychiaters zelf maken omdat zij liever in de vrije praktijk werken dan in een instelling’. De Eerste Kamer stemt volgende week dinsdag over de drie wetten.

 

Bron: Verslagen Eerste Kamer (https://www.eerstekamer.nl/nieuws/20180116/behandeling_wetsvoorstellen_zorg) (Hier zijn ook de volledige (ongecorrigeerde’ verslagen te lezen.

 

Vond je dit interessant? Misschien is een abonnement op het gratis maandelijkse e-magazine dan iets voor jou! Abonneren kan direct via het inschrijffomulier (http://www.ggztotaal.nl/pg-29166-7-89775/pagina/abonneren.html), of kijk eerst naar de artikelen in de vorige magazines (http://www.ggztotaal.nl/pg-29166-7-89779/pagina/e-magazine.html)

wetgeving GGZ wetgeving GGZ