Artsen in asielzoekerscentra krijgen veel met suïcidepogingen te maken

Artsen moeten inschatten of dreiging met zelfmoord serieus is. Bij asielzoekers zijn er extra barrières. Maar iedereen met suïcidale gedachten heeft dezelfde wens: dat het stopt.

 

Neem het refrein van ‘Heb je even van mij’ van Frans Bauer. Je hebt het in je hoofd en het gaat er niet meer uit. Je hoort het tijdens het koffie zetten, onder de douche, in de auto naar je werk. Je hoort het als je in bed ligt. Het houdt niet op, wat je ook probeert. Je kunt er zelfs niet meer van slapen, zelfs niet na drank of pillen. Na een week heb je, uitgeput, nog maar één wens: dat het stopt.

Zo voelen mensen zich die aan zelfmoord denken, zegt hoogleraar suïcidepreventie Ad Kerkhof. Ze willen ontsnappen aan zich herhalende kwellende gedachten. Ze willen niet dood, ze willen dat het ophoudt. Het piekeren, de chaos in hun hoofd.

Kerkhof, verbonden aan de Vrije Universiteit, doet de inbeeldingsoefening met dit refrein tijdens een training voor artsen over suïcidaliteit bij asielzoekers. De training is georganiseerd door het Gezondheidscentrum Asielzoekers (verantwoordelijk voor de zorg in azc’s) in samenwerking met het Nederlands Huisartsen Genootschap. Er was behoefte aan, merkten zij. Artsen in asielzoekerscentra krijgen veel met suïcidepogingen te maken..

Een van de vragen is wanneer een dreiging met zelfmoord serieus is. Sommige asielzoekers hopen er de procedure mee te beïnvloeden. Als arts heb je daarom altijd een gezonde dosis achterdocht, zegt Darren Cornish, huisarts in aanmeldcentrum in Ter Apel. Hij ziet soms wel drie suïcidedreigingen op een dag: bij een naderende uitzetting, of als een medebewoner wordt uitgezet en daar in het azc veel paniek over is.

Ja, er zijn veel risicofactoren, zegt Kerkhof. Veel asielzoekers hebben psychische klachten en psychiatrische aandoeningen. Angst, depressies en posttraumatische stressstoornissen komen vaak voor. Maar overlijden is betrekkelijk zeldzaam.

Op basis van onderzoek naar 40 suïcides onder asielzoekers tussen 1990 en 1999 valt wel wat te zeggen over de plegers. Meestal alleenstaande mannen van rond de 30 jaar – 20 jaar jonger dan gemiddeld in Nederland. Ze hadden in het onderzoek vaker geen verblijfsvergunning dan de controlegroep. En hun statusaanvraag was vaker afgewezen.

De belangrijkste les: de overgrote meerderheid (83 procent) had al psychische problemen in het land van herkomst. Een derde had zelfs al eens een poging gedaan. Deze mensen waren dus al kwetsbaar vóór hun reis naar Nederland. De asielprocedure speelt dus een rol, maar is niet doorslaggevend.

 

Kerkhof vergelijkt het met een herpesvirus: je houdt het altijd, alleen bij gure omstandigheden speelt het op. Over het algemeen schamen mensen zich voor hun gedachten en gevoelens. Wanhoop, radeloosheid. Een doodongelukkig gevoel. Die zijn cultuuronafhankelijk.

Of iemand tot suïcide overgaat, heeft wel iets met cultuur te maken. In Iran, Oost-Europa en Suriname bijvoorbeeld is het suïcidepercentage hoger dan in Nederland, migranten nemen die cijfers mee. Het duurt twee tot drie generaties voor dat gelijkgetrokken is met de Nederlandse situatie.

De inschatting of iemand veilig is of niet is voor artsen een moeilijke en zware, zeggen ze. Een telefoontje naar de crisisdienst kan leiden tot een inbewaringstelling van een patiënt. Doorgaans wijst het „niet-pluisgevoel” de weg.

Bij asielzoekers spelen culturele verschillen die een beoordeling compliceren. Afrikaanse mannen die bijvoorbeeld zeggen dat ze rugpijn hebben als ze een erectiestoornis bedoelen. En sommige talen hebben geen woord voor ‘depressie’, dan moet je als arts in beeldspraak praten.

Artsen beoordelen bovendien vanuit hun westerse handboek, maar die kennis gaat bij asielzoekers niet altijd op. „Mannen in masculiene culturen lijken voor ons soms narcistische te trekken hebben”, zegt Cornish. „In hun cultuur is dat geen probleem, maar in onze maatschappij kan dat voor onbedoelde conflicten zorgen.”

Nieuwe patiënten zien artsen vaak als verlengde van politie of IND. Als arts moet je daarom veel investeren in de vertrouwensrelatie. Uitleggen dat er in Nederland een geheimhoudingsplicht bestaat. Dan kan juist een groot vertrouwen ontstaan; patiënten voelen dat het Nederlandse stelsel niet corrupt is.

Werken met asielzoekers is zwaar, zeggen artsen – je identificeert je met mensen die lijden, je vraagt je thuis ook weleens af of het goed met iemand gaat. Maar er wordt ook veel gelachen in azc’s. „Er zijn een boel dappere, weerbare mensen, die niet snel opgeven”, zegt Cornish. „En als je door de culturele verschillen heen prikt, zie je dezelfde problematiek.”

In al zijn complexiteit is het werken met asielzoekers uiteindelijk niet anders, zegt ook ggz-consulent Arjen Meinsma, die sinds 1992 met asielzoekers werkt. „Het gaat om contact maken, ergens bij willen horen. Dat is zo universeel. Mensen proberen gewoon te leven. Daar komt het op neer.”

Bron: NRC (http://www.nrc.nl/next/2016/02/10/sommige-talen-hebben-geen-woord-voor-depressie-1589117)